Discriminatie in de zorg en in de sport: wat weten we (niet)?
De aanpak van discriminatie staat hoog op de Nederlandse politieke agenda. Het ministerie van VWS wil daarom in kaart brengen wat er bekend is over discriminatie binnen de zorg en sporten welke kennishiaten er zijn. Movisie en het Verwey-Jonker Instituut hebben hier samen een verkennend literatuuronderzoek op uitgevoerd. De focus lag op de domeinen curatieve zorg, langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning en cliëntondersteuning.
De onderzoekers brachten ruim 190 relevante bronnen in kaart en concluderen dat discriminatie in de zorg een groot probleem is. Uit de verkenning komt duidelijk naar voren dat discriminatie op meerdere niveaus speelt, maar dat concrete cijfers en aanpakken ontbreken in de Nederlandse wetenschap. In de sport is er al meer zicht op de prevalentie van discriminatie en zijn er ook al aanpakken ontwikkeld. Het is echter onbekend of deze voldoende effectief zijn.
Discriminatie in de zorg op meerdere niveaus
De onderzoekers zijn vijf niveaus tegengekomen waarop discriminatie kan spelen in de zorg:
- Van de professional naar de patiënt/cliënt: denk aan professionals die patiënten/cliënten minder goed helpen omdat ze een andere afkomst hebben of de patiënten/cliënten met een beperking niet serieus nemen.
- Van de patiënt/cliënt naar de professional: denk aan thuiszorgmedewerkers die voor een dichte deur komen te staan omdat de cliënt zegt geen zwarte medewerker te willen of een patiënt die om een andere verpleegkundige vraagt omdat ze niet geholpen wil worden door iemand met een hoofddoek.
- Tussen professionals onderling: denk aan kwetsende grappen over een homoseksuele collega of dat enkel witte mannelijke medewerkers promotie krijgen.
- Tussen cliënten onderling: denk aan in een zaal in het ziekenhuis of in de woonkamer van een verpleeghuis.
- Op institutioneel niveau: denk aan dat in medisch onderzoek de witte man vaak het uitgangspunt is Dit geldt ook voor medische richtlijnen, waardoor bijvoorbeeld mensen met een migratieachtergrond groter risico lopen op een verkeerde diagnose of een behandelplan dat onvoldoende is afgestemd. Dit heeft onder andere tot gevolg dat er risico is op slechtere gezondheidsuitkomsten. Ook lijkt er sprake van discriminatie in de medische opleidingen: studenten met een migratieachtergronden krijgen niet dezelfde kansen.
Meer weten? Download het rapport
Een gebrek aan cijfers over discriminatie in de zorg
In geen enkel beleidsterrein binnen de zorg (curatieve zorg, langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning en cliëntondersteuning) is er helder zicht op het probleem, zo concluderen de onderzoekers. In de cliëntondersteuning is dit een thema dat geheel nog niet onderzocht is. Het onderzoek dat in de andere domeinen is gevonden, is veelal kwalitatief van aard. Dat betekent dat er weinig concrete cijfers zijn. Dat geldt in het bijzonder voor de discriminatie die patiënten en cliënten ervaren. Er is geen goed zicht op hoe vaak dit voorkomt, op welke grond en in welke domein binnen de zorg. Onderzoek naar de prevalentie van de discriminatie die wordt ervaren door cliënten en patiënten in de brede zorg sector, is dus aan te raden.
Weinig zicht op omgang discriminatie door zorginstellingen
Er is nog weinig op hoe instellingen in de brede sector zorg (curatieve zorg, langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning en cliëntondersteuning) omgaan met discriminatie (van patiënten/cliënten naar professionals, van professionals naar patiënten/cliënten, cliënten/patiënten onderling, professionals onderling). Onduidelijk is bijvoorbeeld of en hoeveel zorginstellingen beleid of aanpakken hebben tegen discriminatie. Op dit moment is dat onbekend. Het enige wat duidelijk blijkt uit kwalitatief onderzoek is dat er lang niet altijd een aanpak is. We weten dus niet of de preventie en aanpak van discriminatie door zorginstellingen de regel is of de uitzondering. Ook is onbekend of de aanpakken die worden gebruikt effectief zijn. Daarnaast is het onbekend of deze aanpakken in lijn zijn met de wetgeving. Uit casussen van het College voor de Rechten van de Mens blijkt dat het bijvoorbeeld niet geoorloofd is om een zorgverlener over te plaatsen als deze wordt gediscrimineerd, maar dat gebeurt nog wel in de praktijk. Kortom: onbekend is ook welke aanpakken en welk beleid wél goed werken en kunnen zorgen voor structureel minder discriminatie.
Discriminatie mensen met een beperking en transgender personen
Over discriminatie op grond van beperking konden de onderzoekers vrijwel geen onderzoek in de zorg vinden. Het lijkt erop dat deze discriminatiegrond in Nederland vaak over het hoofd wordt gezien. Discriminatie van lhbt-personen is beter in beeld, maar er is heel weinig onderzoek over transgender patiënten en cliënten. Juist als het gaat om transgender personen zijn er ernstige signalen dat deze personen in de zorg gediscrimineerd worden.
Het beleidsterrein waar het meest onderzoek op is gedaan, is sport. Er is wel bijzonder weinig onderzoek is over discriminatie in de sport op grond van beperking. Het bestaande onderzoek richt zich met name op discriminatie op grond van afkomst (waarbij er soms overlap is met religie) en vooral op grond van seksuele voorkeur. Een goed in beeld gebracht probleem is het gebrek aan acceptatie van homo- en biseksualiteit in het mannenvoetbal, al is nog niet helemaal duidelijk hoe de onderliggende problematiek in elkaar zit. Er is al beleid om discriminatie op deze gronden tegen te gaan, maar de vraag is of dit voldoende (effectief) is. Dit wordt vaak niet onderzocht. Het blijft daardoor gissen of de bestaande aanpakken het beoogde effect bereiken.
Het valt op dat discriminatie en racisme, in onderzoeken naar de sport, vaak niet expliciet worden genoemd. Informatie over de prevalentie en aard van discriminatie worden met termen als ‘inclusie’ en ‘positieve cultuur’ benoemd. De kennis over discriminatie is daardoor versnipperd en niet altijd even goed vindbaar. Dat is een probleem omdat de versnippering van kennis over discriminatie een goede bestrijding van discriminatie in de weg staat. Ook binnen de zorgdomeinen zien we dat discriminatie niet altijd bij de naam wordt genoemd. Er wordt eerder gesproken over ongewenst gedrag.
Over dit onderzoek
De hoofdvraag van het onderzoek luidt: Hoe staat het met discriminatie binnen de (brede) beleidsterreinen van VWS? Welke vormen van (institutionele) discriminatie zijn al bij VWS bekend uit eerdere onderzoeken en waar hebben we nog geen zicht op/is nader onderzoek nodig?
Omdat het ministerie van VWS vele beleidsterreinen kent zijn er vijf beleidsterreinen uitgelicht, namelijk de langdurige zorg, de curatieve zorg, de maatschappelijke ondersteuning, cliëntondersteuning en sport. Per beleidsterrein zijn de volgende vragen gesteld: (1) Welke feiten, cijfers en signalen zijn er bekend over de prevalentie en aard van verschillende vormen van discriminatie op het beleidsterrein? En (2) op welke terreinen is nader onderzoek nodig? De domeinen waarop het bestaande onderzoek in kaart is gebracht zijn: curatieve zorg, langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning en cliëntondersteuning.
De onderzoekers hebben meer dan 190 relevante bronnen gevonden: het gaat met name om onderzoeksrapporten van kennisinstituten en onderzoeksbureaus (zowel lokaal als landelijk), maar ook om peer reviewed studies, casussen van het College voor de Rechten van de Mens en enkele nieuwsberichten. De conclusies per beleidsterrein staan apart beschreven op het einde van ieder hoofdstuk.