Lhbtiqa+ monitor 2024

Inzicht in de leefsituatie van en opvattingen over lhbtiqa+ personen in Nederland

In deze monitor wordt de leefsituatie van lhbtiqa+ personen in Nederland beschreven en vergeleken met die van niet-lhbtiqa+ personen. Ook wordt er gekeken naar opvattingen over lhbtiqa+ personen onder de Nederlandse bevolking. De monitor bouwt voort op eerdere edities die het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in voorgaande jaren uitvoerde en die gericht waren op de leefsituatie van en opvattingen over lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender (lhbt) personen.

De Lhbtiqa+ monitor 2024 is uitgevoerd door Panteia, Movisie en Ipsos I&O in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

In deze editie van de monitor wordt de groep lhbt personen uitgesplitst. Daarnaast wordt de analyse uitgebreid met de groepen non-binaire personen, queer personen, intersekse personen en aseksuele personen. Er zijn ook non-binaire trans personen; in dit onderzoek vallen deze personen onder de groep non-binaire personen. Daarnaast wordt voor het eerst de leefsituatie van de groepen lhbtiqa+ personen van kleur en/of met een niet-westerse migratieachtergrond en lhbtiqa+ personen met een beperking in beeld gebracht.

De leefsituatie en opvattingen zijn onderzocht middels een online vragenlijst die is uitgezet onder twee steekproeven uit het I&O Research Panel. De kwantitatieve resultaten uit deze vragenlijst zijn aangevuld met duiding en ervaringen uit focusgroepen met personen uit de verschillende lhbtiqa+ groepen en met gegevens uit eerder uitgevoerde grootschalige bevolkingsonderzoeken, waaronder de Veiligheidsmonitor. Het is belangrijk om te benoemen dat er onderzoeken zijn met andere uitkomsten, onder andere vanwege verschillen in de vraagstellingen en de groepsindeling van de respondenten. In deze monitor zijn respondenten van 18 jaar en ouder bevraagd. 

Belangrijkste bevindingen

Leefsituatie

  • Bijna alle lhbtiqa+ groepen, met uitzondering van homoseksuele personen, ervaren een lagere zelfwaardering, veerkracht en regie dan niet-lhbtiqa+ personen. Dit geldt vooral voor trans en non-binaire personen. Trans, non-binaire en bi+ personen zijn ook minder tevreden over verschillende aspecten van hun leven (zoals financiële situatie, werk, woonsituatie). In vergelijking met het samengevoegde gemiddelde voor lhb-personen uit de laatste SCP-monitor, zijn de gemiddelden wel licht gestegen voor lesbische en homoseksuele personen, terwijl de gemiddelden iets dalen voor de bi+ groep.
  • Alle lhbtiqa+ groepen geven, in vergelijking met de niet-lhbtiqa+, vaker aan na te denken over wat zij wel en niet doen in de openbare ruimte, bijvoorbeeld als het gaat om genderexpressie of affectie tonen.
  • Lhbtiqa+ personen geven meer aan discriminatie te ervaren dan niet-lhbtiqa+ personen. Uitingsvormen daarvan zijn discriminerende opmerkingen, het neerzetten van een negatief beeld (stigmatisering) en nageroepen worden.
  • Alle bevraagde lhbtiqa+ groepen hebben meer ervaring met online haatreacties in het jaar voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst vergeleken met niet-lhbtiqa+ respondenten. 
  • Lhbtiqa+ personen van kleur, lhbtiqa+ personen met een beperking en bi+ en queer personen ervaren, in vergelijking met de groep niet-lhbtiqa+, vaker online ongewenst seksueel gedrag en niet-fysiek ongewenst seksueel gedrag. 
  • Van alle lhbtiqa+ groepen is het aandeel dat een slechte psychische gezondheid heeft groter dan dat bij de groep niet-lhbtiqa+ personen. Ook zijn de personen jonger bij alle groepen die aangeven in het jaar voorafgaand aan het onderzoek een depressie of overspannenheid te hebben gehad; dit is vooral zichtbaar bij bi+, non-binaire en queer personen. Alle groepen lhbtiqa+ personen geven evenveel of meer dan niet-lhbtiqa+ personen aan ooit suïcide-gedachten te hebben gehad en hier ooit een plan voor te hebben gemaakt en/of ooit een poging tot suïcide te hebben gedaan. Ook hier geldt dat jongere mensen vaker aan suïcide hebben gedacht, vooral in de groepen bi+, non-binaire en queer personen. Van de ondervraagde respondenten (niet-lhbtiqa+ en lhbtiqa+) iss het aandeel dat aangeeft ooit suïcidale gedachten te hebben gehad het hoogst onder non-binaire personen.
  • Veel lhbtiqa+ groepen voelen zich minder gelukkig en zijn minder tevreden over het leven vergeleken met niet-lhbtiqa+ respondenten. De groepen die het minst aangeven gelukkig te zijn, zijn bi+, non-binaire, queer, aseksuele en trans personen, lhbtiqa+ personen van kleur en lhbtiqa+ personen met een beperking.
  • Zowel de lhbtiqa+ groepen als de niet-lhbtiqa+ groep lijken veel negatiever over de Nederlandse samenleving te zijn gaan denken: in 2020 gaf de samengevoegde lhb-groep het rapportcijfer 6,9 voor hun tevredenheid met de Nederlandse samenleving, nu is dat respectievelijk 5,9, 6,0 en 5,6 voor de lesbische, homoseksuele en bi+ groep. In 2020 gaf de niet-lhbtiqa+ groep een 6,8, nu een 5,8. 
  • Lhbtiqa+ personen zijn vaker actief bij een vereniging of organisatie of actief als vrijwilliger dan niet-lhbtiqa+ personen. Zij zijn veel vaker actief bij maatschappelijke en/of culturele organisaties en/of lhbtiqa+ organisaties.

Opvattingen

Voor de huidige maatschappelijke zorgen over een daling van de acceptatie van lhbtiqa+ personen bieden de samenvattende schaalscores uit deze monitor geen duidelijke onderbouwing. In het algemeen neemt het aandeel van de Nederlandse bevolking dat een positieve houding heeft ten opzichte van seksuele en genderdiversiteit juist toe, hoewel het percentage met een negatieve houding ten opzichte van genderdiversiteit ook licht is toegenomen. Er is ook een positieve houding ten opzichte van intersekse personen (seksediversiteit).

De resultaten laten wel duidelijke verschillen zien in de houding ten opzichte van de afzonderlijke lhbtiqa+ groepen, waarbij het minst positief wordt geoordeeld over bi+ personen en non-binaire personen. Daarnaast is sprake van lagere scores op diverse stellingen, en is er een achteruitgang te zien ten opzichte van de stelling over trans personen die eerder ook werd voorgelegd: ‘Ik zou het een probleem vinden als mijn kind op school les krijgt van een transgender docent’. Het is niet ondenkbaar dat deze laatste bevinding samenhangt met de maatschappelijke onrust rond voorlichtingsactiviteiten voor kinderen. Ten slotte zijn er punten van zorg, zoals het idee dat bi+, trans en non-binair zijn modeverschijnselen zijn, en het gegeven dat veel respondenten geen relatie zouden willen met trans, non-binaire, bi+, aseksuele en intersekse personen.

De Lhbtiqa+ monitor wordt in 2026 en 2028 opnieuw uitgevoerd door Panteia, Movisie en Ipsos I&O.

Download de volledige publicatie