Movisies 1 - maart 2022

Lilian Linders over de impact van haar proefschrift over informele zorg Niet alles oplossen in de wijk Wat is de betekenis van nabijheid bij informele zorg en informele hulp? Wat betekenen buurtbewoners daarbij voor elkaar? Dat waren twaalf jaar terug belangrijke vragen in het promotieonderzoek van Lilian Linders. Movisies blikt terug met Linders en stelt de vraag: hoe staat het anno 2022 met de betekenis van nabijheid? Door: Olaf Stomp en Peter Rensen ‘Mijn proefschrift is in elk geval niet in een bureaula verdwenen’, zegt Lilian Linders veelzeggend aan het begin van het vraaggesprek. Om er anderhalf uur later bij de afronding aan toe te voegen: ‘De onderwerpen die in het proefschrift aan bod komen, zijn nog steeds actueel. Het zou zo opnieuw kunnen worden uitgebracht.’ Linders werkt als lector Empowerment en Professionalisering aan de Hogeschool Inholland. De uitkomsten van haar promotieonderzoek gooiden destijds een flinke steen in de vijver van het sociaal domein. Want hoe belangrijk is het veelgeroemde wijkgericht werken als informele zorg wijkoverstijgend blijkt te zijn? Dit laatste was haar constatering. Linders vatte het begrip informele zorg breed op in haar promotieonderzoek. Het gaat niet alleen om mantelzorg door naasten. Het gaat ook om hulp door mensen die je daarvoor nog niet kende: vrijwilligers en lotgenotengroepen. Liever hulp geven dan hulp vragen De buurt waar Linders onderzoek deed – het Drents Dorp in Eindhoven - stond erom bekend dat er flinke sociale cohesie was. Niettemin was de uitkomst dat minder dan de helft van de hulp die mensen elkaar gaven zich binnen deze buurt afspeelde. ‘Mensen die fysiek nabij zijn, hoeven niet per se sociaal nabij te zijn. Dat was mijn veronderstelling vooraf. Uit mijn onderzoek blijkt dat buurtbewoners best hulpvaardig zijn. Maar niet vanuit het motief ‘wij in de buurt staan voor elkaar klaar’. Nee, de vertrouwensband en de relatie zijn doorslaggevend.’ Linders wilde met haar onderzoek niet concluderen dat fysieke nabijheid niet belangrijk kan zijn. ‘Bewoners gaven aan het niet vaak te doen. Maar het idee dat ze konden terugvallen op hun buren in geval van nood, gaf een gevoel van veiligheid. Opvallend is dat de bewoners die ik interviewde aangaven: ‘ik ben meer een hulpgever dan een hulpvrager’. Terwijl de omstandigheden waarin ze verkeerden de behoefte aan hulp wel zichtbaar maakten.’ Relaties buiten je postcodegebied Het proefschrift van Linders dwong het sociaal domein en beleidsmakers tot reflectie. Toch zet de ontwikkeling naar wijk- of gebiedsgericht werken nog steeds door, ook nu nog. En dat is op zijn minst merkwaardig, vindt ze. ‘We leven in toenemende mate in een netwerksamenleving. Relaties houden niet op bij het postcodegebied. Maar daar gebeurt nog niet zoveel mee. Terwijl die ontwikkeling steeds verder gaat. Ik zit nu met mijn moeder op Facebook Messenger. Dat is een nabije relatie. We hebben steeds meer blended relaties, dus fysiek en online. Met corona is dat nog versterkt.’ Linders: ‘Natuurlijk, ik begrijp wel dat de buurt een goede eenheid is voor integraal werken. Het is een vindplaats voor de problemen waar mensen mee kampen. Maar verslaving, schulden, armoede, eenzaamheid en opvoedingsvraagstukken hebben meestal niks te maken met de plek waar mensen wonen. Die kun je ook niet allemaal in en met de wijk oplossen. En uit mijn onderzoek bleek ook dat je binnen de schaalgrootte van de wijk niet altijd aan behoeften kunt voldoen. Het is ook goed om problemen bovenwijks aan te pakken. Anders sluit je mensen op in hun buurt.’ We leven in een netwerk- samenleving maar daar gebeurt nog niet veel mee Lilian Linders

RkJQdWJsaXNoZXIy OTE0NDk=