Movisies 2 - juni 2022

MOVISIES Relatieblad voor het sociaal domein juni 2022 * nummer 2 Train sociaal werkers in verlieskunde 4 Welke stappen zijn nodig voor écht inclusieve arbeidsmarkt? 30 Zo versterk je de weerbaarheid van jongeren 24 Themanummer: grensoverschrijdend gedrag Overheid & racisme Agressie tegen sociaal werkers Hilde Bakker: 40 jaar strijd tegen geweld Herkennen en aanpakken fout gedrag in de sport

14 Interview met Herman de Mönnink, over verlieskunde en de rol van sociaal werkers. ‘Velen zeggen: eigenlijk doe ik maar wat.’ Professionele moed en lef zijn nodig bij signaleren en handelen bij huiselijk geweld en kindermishandeling. In gesprek met Veilig Thuis. Institutioneel racisme bij de overheid. Amma Asante over de Belastingdienst, de racisme-definitie van de staatssecretaris en meer. Tim ’S Jongers verzorgde de Participatielezing over ervaringskennis. ‘Tijd van vragen stellen ligt achter ons. Tijd om gewoon te doen.’ Hilde Bakker strijdt al veertig jaar tegen grensoverschrijdend gedrag. ‘De beweging bij nieuwe generaties doet mijn feministische, actiegerichte hart goed.’ Wat is nodig om agressie en ongewenst gedrag tegenover sociaal professionals te stoppen, en wat gebeurt er nu al? 4 12 20 40 In dit nummer kort nieuws Redactioneel GEMEENTEN 7 Grensoverschrijdend gedrag in de sport. Hoe te herkennen en aan te pakken? 24 Wat werkt bij het versterken van weerbaarheid van jongeren 26 Maja Rocˇ ak en Mariël van Pelt over het lectoraat Sociale Veerkracht 30 Stappen om te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt 34 Beleid voor mensen met chronische beperking. Wat is er nodig? 18 Hulp aan alle betrokkenen In de afgelopen tijd kwam (seksueel) grensoverschrijdend gedrag vaker in het nieuws dan ooit tevoren. De MeToo-beweging legde bloot hoe omvangrijk het probleem wereldwijd was. En in Nederland leidden het grensoverschrijdend gedrag bij The Voice, de uitlatingen van Johan Derksen en het recent in de publiciteit gekomen gedrag van Marc Overmars bij Ajax tot grote publieke verontwaardiging. Decennia lang werkte Movisie samen met partnerorganisaties aan het taaie vraagstuk van huiselijk geweld en (seksueel) grensoverschrijdend gedrag in onze samenleving. Hilde Bakker en Wendela Wentzel zijn voorbeelden van die werkers van het eerste uur. Zij zetten zich met hun team tot de dag van vandaag vol passie in om duurzame verandering tot stand te brengen. Het levert enorm veel kennis op en ook instrumenten waarmee problemen concreet aangepakt worden. Maar tot voor kort leek de tijd niet rijp om hier op grote schaal mee aan de slag te gaan. Nu zie ik een hoopvolle beweging ontstaan, met nieuwe activistische groepen en met slachtoffers die zich durven uitspreken. Zij krijgen het probleem hoger op de agenda en met de aanstelling van Mariëtte Hamer als onafhankelijk regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en aanpak seksueel geweld zal het voorlopig ook niet meer van de agenda verdwijnen. In deze Movisies belichten we de verschillende aspecten van wat werkt bij de aanpak van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. ‘Normen stellen, signalen herkennen, weten wat wel en niet normaal gedrag is en daar beleid op ontwikkelen is belangrijk’, zeggen Amma Asante en Wendela Wentzel. Vanuit jarenlang zorgvuldig opgebouwde kennis weten zij dat een normstellend kader ook hulpverleners, werkgevers én omstanders kan helpen om in de praktijk te beoordelen wanneer gedrag grensoverschrijdend wordt. En er is ook iets aan te doen! Volgens Hilde Bakker is preventie het codewoord. En als het misgaat, is het belangrijk dat er een liefdevol netwerk is om de betrokkenen te ondersteunen. Haar rustige en verzoenende toon - ondanks veertig jaar activisme - raakt me. Het gaat over hulp aan alle betrokkenen, niet alleen aan de slachtoffers, ook aan de plegers. Janny Bakker-Klein, bestuurder Movisie DE PROFESSIONAL 10 Hulpmiddel om signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling concreet te maken 11 Ondersteuning voor omstanders bij geweld op straat 28 Movisie interviewde sociaal werkers over hun vak. Dit zijn de lessen 36 Hoe kan het sociaal werk haar rol pakken in de klimaatcrisis? Veel artikelen in dit nummer staan in het teken van het thema grensoverschrijdend gedrag. Bij die artikelen staat dit symbool: E-learning: seksualiteit en intimiteit bij jongeren Movisie ontwikkelde voor sociaal professionals en onderwijsprofessionals een online training om met jongeren in gesprek te gaan over wensen en grenzen bij seksualiteit en intimiteit. Inclusief zes seksregels. Seksualiteit is een essentieel onderdeel van de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren. Volwassenen spelen een cruciale rol in de begeleiding van hun seksuele ontwikkeling. Eerder onderzoek laat zien dat goede seksuele voorlichting ertoe kan leiden dat kinderen later aan seksuele activiteiten beginnen, vaker anticonceptie en condooms gebruiken, minder risico lopen op seksueel overdraagbare aandoeningen en minder seksuele partners hebben. Maar minstens zo belangrijk is het om jongeren te leren hoe je je wensen en grenzen bespreekt en die van andere kunt respecteren. Ook respect voor elkaars geaardheid en gender zijn actuele thema’s die bijdragen aan een veilige omgeving. Training Hoe leer je jongeren respectvol omgaan met elkaar als het gaat om seksueel gedrag? Wat is experimenteren en wanneer is het schadelijk voor henzelf of iemand anders? En hoe voorkom je seksueel grensoverschrijdend gedrag? Daarover ontwikkelde Movisie een online training die uitgaat van jongeren zelf. De e-learning geeft handvatten om met jongeren in gesprek te gaan over wensen en grenzen bij seksualiteit en intimiteit. Zo kom je bijvoorbeeld alles te weten over de zes seksregels, reflecteer je op je eigen achtergrond en oefen je met voorbeelden uit de praktijk. De e-learning is ontwikkeld voor sociaal professionals en onderwijsprofessionals, duurt 45 tot 60 minuten en is gratis te volgen. Kijk op movisie.nl/ik-ben-van-mij. Stappenplan over antidiscriminatie in primair onderwijs ‘‘Witte’ kleuters spelen minder snel met kinderen met een donkere huidskleur of van een andere afkomst. Dat blijkt uit onderzoek’, zegt onderzoeker Hanneke Felten van Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS). Daarom is antidiscriminatie een onderwerp dat vanaf groep 1 aan de beurt moet komen. KIS komt met een stappenplan. Het stappenplan is ontwikkeld op basis van bijna tweehonderd wetenschappelijke studies. Daaruit zijn werkzame elementen en inzichten gehaald over wat juist niet werkt bij het aanpakken van vooroordelen, stereotypering en discriminatie in het basisonderwijs. Het afwijzen van discriminatie en het bevorderen van verdraagzaamheid, begrip en respect voor elkaar zijn belangrijke onderdelen voor goed burgerschapsonderwijs. Hoe kun je als school dit thema meer expliciet vormgeven? De nieuwe antidiscriminatie-tool van KIS en School & Veiligheid helpt scholen stapsgewijs om antidiscriminatie in te bedden. Lees meer op kis.nl/stappenplan-onderwijs. 2 3

Verlies en rouw: iedereen krijgt ermee te maken. Als een geliefde overlijdt, maar bijvoorbeeld ook als een relatie stopt of als je gezondheid achteruitgaat. Movisies sprak met drs. Herman de Mönnink over verlieskunde en de rol van sociaal werkers. ‘Ik vind het niet kunnen dat opgeleide mensen geen competenties hebben op het gebied van verlieskunde.’ Door: Marijke Gemser Herman de Mönnink is senior docent sociaal werk, traumapsycholoog en rouwtherapeut en verdiept zich al ruim veertig jaar in het vak verlieskunde. ‘Verlieskunde gaat over hoe mensen hechten aan het leven en hoe ze rouwen. Het gaat niet alleen over dood-gerelateerde verliezen, maar ook over de levende verliezen. Iedereen associeert rouw met de dood, maar er komt aan veel meer dingen een einde: relaties, gezondheid, je dromen.’ De Mönnink: ‘Mensen hebben een survivalbehoefte, behoefte om samen te zijn en behoefte aan autonomie. Daaronder ligt een behoefte aan respect, menselijke waardigheid en grenzen. Veel mensen hebben de afgelopen periode hun grenzen moeten verleggen. De coronapandemie heeft op alle fronten verlies veroorzaakt. Als er een einde komt aan je gewone dag- en levensritme is dat ook verlies. Er ontstaat een enorm frustrerende ervaring. Corona heeft geen respect voor alles wat we hebben. Uit Harvardonderzoek blijkt dat bevredigende relaties doorslaggevend zijn voor geluk en gezondheid. Als dat afneemt, ontstaat frustratie.’ Pandemie Tijdens de pandemie veranderde er ook voor sociaal werkers van alles. De Mönnink vertelt: ‘Medisch-maatschappelijk werkers in de ziekenhuizen en verpleeghuizen moesten omgaan met nabestaanden die Solide aanpak ‘Een luisterend oor bieden is belangrijk, dat is de basis. Een lotgenoot doet dat als het goed is ook, die gaat zitten en luistert. De sociaal werker kijkt waar de frustratie zit, wat de onvervulde behoefte is en hoe de rouwende geholpen kan worden om stappen vooruit te zetten. Solide sociaal werkers verdienen daartoe methodisch geschoold te worden.’ De Mönnink pleit voor solide sociaal werk, waarbij methodisch handelen de basis is. ‘Dat is mijn missie: een solide en wetenschappelijk onderbouwd sociaal werk.’ Ook het werkveld vraagt erom. Uit een landelijke rapportage van Movisie blijkt dat twee derde van de sociaal werkers behoefte heeft aan methodische verdieping. De Mönnink: ‘Ik vind het niet kunnen dat opgeleide mensen die het werkveld ingaan geen competenties hebben op het gebied van verlieskunde. Laatst vroeg ik een student welke methodiek ze krijgt tijdens haar opleiding. Zij vroeg me wat ik bedoelde. Het hele begrip methodisch werken was haar vreemd.’ Interview Herman de Mönnink Train sociaal werkers in verlieskunde, zet ze in als stressdeskundigen niet fysiek afscheid konden nemen. Mensen werden weggehouden van de ic of uit het verpleeghuis. Zij hebben de mensen zo goed en zo kwaad als het kon geholpen om toch contact te hebben, bijvoorbeeld via videobellen. Het is heel, heel moeilijk om geen afscheid te kunnen nemen. Er zijn ook veel mensen langdurig ziek geworden. Zij komen terecht in revalidatiecentra of verpleeghuizen of thuis. Het is dan de taak van de sociaal werker mensen te helpen het symbolische levenshuis waarin ze zitten te ordenen, op te ruimen en opnieuw in te richten. Methodisch werken helpt je om de puzzels te leggen.’ Puzzels van rouw Volgens De Mönnink zijn er drie rouwpuzzels. ‘De waarheidspuzzel laat zien wat er is gebeurd. De emotionele puzzel geeft ruimte voor emoties en afscheid nemen. De toekomstpuzzel laat zien hoe je stappen naar voren kunt zetten.’ Hij vindt het belangrijk dat sociaal werkers in staat zijn om mensen skills te geven die hen helpen om te gaan met verlies en rouw. ‘Er zijn inmiddels allerlei groepen die hier training in hebben gehad, maar ook veel sociaal werkers zeggen met linkerhanden te staan. Zij zijn onvoldoende getraind. Je moet nagaan welke behoeften gefrustreerd worden. Wat hebben mensen nodig? Er is veel onrust bij mensen die rouw ervaren. Sociaal werkers die getraind zijn in verlieskunde weten welke tools bij welke onvervulde levensbehoeften passen.’ Methodisch werken helpt om de puzzels te leggen 4 5

Doe maar wat ‘Binnen de verpleegkunde en geneeskunde leer je klinisch redeneren’, vervolgt De Mönnink. ‘Professionals werken met diagnoses en interventies. Een arts kan exact beredeneren waarom hij of zij een bepaalde behandeling voorstelt. Wel eens een verpleegkundige horen zeggen dat ze maar wat doet of niet weet wat ze doet? Dat zouden we als patiënt niet pikken. Toch zeggen veel sociaal werkers dat tegen me: eigenlijk doe ik maar wat, ik kan niet zeggen wat ik doe, of ik weet niet wat ik doe. Is dat professioneel?’ Volgens De Mönnink kun je als sociaal werker methodisch denken in drie stappen. ‘Eerst maak je een denkbeeldige foto van de stresssituatie. Wat is de vraag en waar liggen de behoeften? Vervolgens maak je in je hoofd werkhypothesen: welke tools kan ik inzetten waardoor iemand meer regie krijgt? Ten slotte stel je een werkwijze voor en meet je of de resultaten kloppen met wat je samen beoogde.’ Ruimte voor verlies De Mönnink: ‘Verlieskunde is een transdiagnostisch thema. We hebben er allemaal mee te maken, dus daardoor kan de keuze worden gemaakt er dan maar geen aandacht aan te schenken. Maar dat is een denkfout. Maak ruimte voor de rouw die er is. Als je geen kennis hebt van rouw kan het zijn dat je het niet eens herkent.’ De behoefte om verlieservaringen te delen, is volgens hem enorm. ‘Als het sociale netwerk hier geen ruimte voor heeft, dan kunnen sociaal werkers wel die ruimte bieden. Rouwreacties zijn immers normale reacties op abnormale omstandigheden. Daar moet je niet direct een psycholoog op zetten. Dat past prima bij het werk van een sociaal werker. Psychologen zijn er voor de complicaties.’ Groepsgericht De Mönnink pleit voor een meer groepsgerichte aanpak in het sociaal werk. ‘We moeten van de ego-wereld waarin we leven veel meer naar een LEGO-wereld. Samen bouwen in plaats van dat alles draait om je eigen ik. Mensen zijn sociale wezens. Als ze iemand kwijtraken door verlies ervaren ze niet alleen het gemis. Ze merken ook dat een deel van hun steunnetwerk verloren gaat. De groepsaanpak werkt goed. Vroeger was het normaal dat mensen in groepen samen opkwamen voor hun belangen. Groepen agenten met traumatische ervaringen vinden steun bij elkaar. En dat geldt ook voor ouders van een vermoord kind, achterblijvers bij een vermissing, nabestaanden bij een suïcide. Ik zie ook wijksociaal werkers die ik train om een verlies- en rouwgroep op te zetten.’ ‘Bij grote rampen, zoals de Bijlmerramp en de vuurwerkramp, stonden sociaal werkers weliswaar paraat, maar methodisch met lege handen. Dan is er bij een grote groep sprake van verlies, rouw en trauma. Ook nu met de situatie in Oekraïne zien we dat terug. Niemand had verwacht dat dit zo omvangrijk zou zijn. Als sociaal werkers getraind zijn in verlieskunde, dan zijn ze beter voorbereid.’ Fotoschouw Volgens De Mönnink moeten sociaal werkers niet bang zijn het thema verlies en rouw aan te pakken. ‘We hebben de neiging er direct psychologen bij te halen, omdat het zo’n groot thema is. Maar sociaal werkers kunnen dit prima. Je moet mensen niet direct pathologiseren. Jaren geleden trainde ik maatschappelijk werkers van slachtofferhulp in het gebruiken van de fotoschouwprocedure. Bijvoorbeeld als een nabestaande van moord met veel vragen zit. Hoe is iemand aangetroffen? Gaat het echt wel om die persoon? Wat is er precies gebeurd?’ Bij een fotoschouw worden foto’s ingezet om het verhaal duidelijk te krijgen. ‘Vaak heeft de politie foto’s van de plaats waar het gebeurde. Er wordt dan door de maatschappelijk werker gekeken welke foto’s antwoord kunnen geven op de vragen. Vervolgens wordt er een tekening van gemaakt en pas daarna krijgen mensen de foto te zien. En dat gebeurt alleen als degene die de vragen heeft dit ook echt wil. Als mensen de foto’s hebben gezien, komt vaak het besef: dit is echt. Dan ontstaat er ook ruimte voor rouw.’ Oorlogsstress De coronapandemie is nog niet achter de rug of de oorlog in Oekraïne dient zich aan. De Mönnink: ‘Het verschil met de pandemie is dat dit gaat om man-made violence. Dit geweld wordt met opzet gepleegd. In Oekraïne is sprake van massamoord. Ik ga sociaal werkers uit Kiev en Tsjechië trainen om survivors te leren hiermee om te gaan. Er zijn mensen dood, maar soms weet je het niet eens. Dan is er iemand vermist en heeft de nabestaande geen idee of die persoon nog leeft.’ Sociaal werkers komen in aanraking met uiteenlopende psychosociale stresssituaties, waaronder verliesgerelateerde stress. Maar ook bijvoorbeeld praktische stress, materiële stress, emotionele stress, fysieke stress en cognitieve stress, relationele stress, buurtstress en structurele stress. ‘Mensen uit Oekraïne ervaren oorlogsstress en dat kan al deze verschijningsvormen hebben. We willen in het noorden sociaal werkers trainen die Oekraïense vluchtelingen in groepsverband leren omgaan met deze vormen van stress. Welke stapeling van stress is aanwezig en hoe kun je die stapel verlagen?’ Kracht van sociaal werkers ‘Sociaal werkers kunnen zichzelf sterk positioneren als psychosociale stressdeskundigen die sociale gezondheid bevorderen’, vindt De Mönnink. ‘Als er frictie is tussen een persoon en zijn omgeving, raken mensen gefrustreerd en dan ontstaat stress. Daar kun je ze bij helpen. Normaliseren, contextualiseren en interveniëren, dát is de kracht van het sociaal werk.’ Grensoverschrijdend gedrag in de sport ‘ Iedereen heeft een rol bij het herkennen en aanpakken’ Grensoverschrijdend gedrag in de sport is vaak in het nieuws: seksueel getinte berichten van Ajax-bestuurder Marc Overmars, een angstcultuur bij de Oranje-hockeysters en een turncoach die een pupil doodt met wie hij een relatie had. Amma Asante en Wendela Wentzel, senior adviseurs sociale veiligheid bij Movisie, vertellen hoe je als sportvereniging grensoverschrijdend gedrag kunt herkennen en aanpakken. Door: Sifra van der Kolk Amma Asante: ‘Grensoverschrijdend gedrag komt helaas nog te vaak voor. Met name in de amateursport, waar vooral minderjarigen aan deelnemen, is het van belang om hier aandacht voor te hebben. Grensoverschrijdend gedrag heeft verstrekkende gevolgen voor slachtoffers. Als je het niet tijdig ontdekt en aanpakt, kan het er bij kinderen voor zorgen dat ze een hekel krijgen aan sporten. In een samenleving waarin de overheid stevig inzet op gezond leven, Veel sociaal werkers zeggen: eigenlijk doe ik maar wat. Is dat professioneel? Marie Kamphuis Lezing door Herman de Mönnink Herman de Mönnink verzorgt op 6 oktober 2022, tijdens de Agenda van het Sociaal Werk, de Marie Kamphuis Lezing. Houd de website van Movisie in de gaten voor aanmelding. 6 7

waarbij sporten en bewegen belangrijke onderdelen zijn, past dit uiteraard niet. Grensoverschrijdend gedrag kan ook op latere leeftijd bijdragen aan psychosociale problemen. Preventie is dus een must.’ Eigen cultuur Wendela Wentzel: ‘Sport is sterk prestatiegericht. Als er goede prestaties worden geleverd, wordt dat vaak ook toegeschreven aan bestuurders en trainers. Zij hebben een machtspositie en zeker als zij de credits voor de prestaties krijgen, kunnen zij naast hun schoenen gaan lopen. Gevolg is dat er nog meer ongelijkwaardigheid ontstaat. En dat de afhankelijkheid van mensen met een lagere positie toeneemt. Mensen zijn geneigd om binnen zo’n afhankelijkheidsrelatie loyaal te blijven aan de persoon in een wel, omdat er sprake is van een verschil in machtspositie en daarmee ongelijkwaardigheid. Asante: ‘Een voorbeeld van licht grensoverschrijdend gedrag in de sport is het overdreven belonen van kinderen die goed presteren en het negeren van andere kinderen die minder goed presteren. Dit wordt vaak gemeld door ouders en kinderen. Ook kun je denken aan een coach die seksueel getinte appjes stuurt naar vrouwelijke leden uit het team, dat is niet oké! Of de vrijwilliger achter de bar in de kantine die om elf uur begint met zijn eerste biertje en vervolgens met zijn dronken hoofd na een wedstrijd kinderen naar huis rijdt. Dit zien we allemaal gebeuren in de amateursport.’ Normstellend kader Normen stellen, signalen herkennen, weten wat wel en niet normaal gedrag is en daar beleid op ontwikkelen, is dus belangrijk. Maar hoe doe je dat? Hierbij kan het normstellend kader helpen. Wentzel: ‘Dit betekent dat we kijken naar het gedrag met behulp van criteria. De criteria zijn: is het gedrag met wederzijdse toestemming, is het vrijwillig, is het gelijkwaardig, past het binnen de context, past het bij de leeftijd, is er sprake van respect voor jezelf en respect voor de ander. Door aan de hand van deze zogenaamde parameters naar gedrag te kijken, kun je gedrag duiden: klopt het wel of klopt het niet? Als je mensen hiermee laat oefenen, door ze bijvoorbeeld casussen voor te leggen, dan zul je zien dat het in hun systeem komt en kunnen ze praktijksituaties beter beoordelen.’ Onderbuikgevoel Het herkennen van signalen is niet altijd makkelijk, het begint met het erkennen van een niet-pluisgevoel. Wentzel: ‘Een trainer die de kleedkamer inloopt terwijl pupillen aan het douchen zijn, een uitje na het sporten waar alcohol in het spel is en mensen die in een afhankelijkheidsrelatie zitten en intiem met elkaar worden. Het zijn zaken waar je een onderbuikgevoel van kunt krijgen. In dat geval is het belangrijk om op te letten of het vaker gebeurt. Dus van een onderbuikgevoel naar oren en ogen open.’ En wat kan je er dan vervolgens mee? Wentzel: ‘Als het gaat om kinderen, dan spelen ouders een belangrijke rol bij het herkennen van signalen die hun kinderen afgeven. Bijvoorbeeld als het gedrag van je kind verandert. Maar kinderen moeten er ook zelf over durven praten. Ze hebben daar volwassenen bij nodig, zoals een vertrouwenspersoon. Het is de taak van de vereniging om ouders daarover te informeren. Bijvoorbeeld door sessies of bijeenkomsten te organiseren waar het ontwikkelde beleid op grensoverschrijdend gedrag besproken wordt. Iedereen moet een rol krijgen, de bestuurder, de vertrouwenspersoon, degene die in de kantine staat, de trainer. Ze moeten weten wat hun rol en positie zijn.’ Omstander Ook als het om volwassenen gaat, is de positie van omstanders belangrijk. Asante: ‘In Nederland is nog weinig bekend over hoe we omstanders het beste kunnen uitrusten om in actie te komen bij grensoverschrijdend gedrag. Uit literatuurstudie uit het buitenland weten we dat inzet op de houding van de omstander naar het slachtoffer en de situatie van belang is. Wanneer een omstander zich kan verplaatsen in het slachtoffer, is de kans groter dat hij of zij in actie komt. En hetzelfde geldt voor de situatie. Als de omstander zich kan verhouden tot de situatie en deze begrijpt, is de kans groter dat hij of zij in actie komt. Daarnaast spelen in het hoofd van een omstander bij grensoverschrijdend gedrag een aantal dilemma’s die te maken hebben met kennis van wat machtspositie. Ze beschermen zo iemand tot het niet meer anders kan. Grensoverschrijdend gedrag gaat over een brede range aan gedrag, van seksueel grensoverschrijdend gedrag tot intimidatie en het creëren van een onveilige cultuur.’ Asante: ‘Naast het prestatiegerichte van sport, heeft sport ook een eigen cultuur en regels. Fysiek contact is bijvoorbeeld meer toegestaan dan in de rest van de samenleving. Denk aan elkaar fysiek hard aanpakken met duwen, trekken en laten struikelen. Maar ook elkaar verbaal aanmoedigen of juist ontmoedigen. Vanwege de sportiviteit gelden ruimere grenzen en gelden per sport afspraken en regels over wat wel en niet mag. Scheidsrechters houden daar toezicht op. Maar als het gedrag zich buiten het veld afspeelt, wordt het lastig. Het kan ervoor zorgen dat andere grenzen makkelijker worden overschreden en minder zichtbaar zijn. Het is dus belangrijk om duidelijke grenzen te trekken tussen regels over wat zich op het veld en daarbuiten afspeelt. Grensoverschrijdend gedrag moet worden herkend en er moet ruimte zijn om het bespreekbaar te maken. Ook speelt saamhorigheid een rol, met name in teamsport. Je plaatst jezelf als individu niet snel buiten een groep. Dat kan ervoor zorgen dat grensoverschrijdend gedrag, als het al wordt herkend, niet wordt besproken.’ Waar hebben we het over? In veel sporten is sprake van lichamelijk contact. Dit kan een risicofactor zijn. Wentzel: ‘Ik heb op zelfverdediging gezeten en kon ontzettend fel vechten met een vriendje tijdens de lessen. Blijkbaar wond dit de leraar op, hij isoleerde mij en nodigde mij en een vriendin uit om eerder naar de training te komen. Ik moest mij uitkleden en kreeg een mooi karatepak. Deze man deed vaderlijk tegen mij, waardoor het voor mij vanzelfsprekend leek. Gelukkig is hij niet verdergegaan, maar het klopte natuurlijk van geen kant.’ Ook het soms geringe leeftijdsverschil tussen trainers en pupillen maakt dat de grenzen kunnen vervagen. Vrijwillig een relatie aangaan met wederzijdse toestemming lijkt dan geen probleem. Maar dat is het Tools, training en begeleiding In 2021 organiseerde Movisie rondetafelgesprekken met vertegenwoordigers van sportverenigingen (bestuurders, trainers/coaches), sportconsulenten en beleidsmedewerkers van gemeenten over grensoverschrijdend gedrag bij sportverenigingen. Doel: erachter komen welke vragen deze verenigingen hebben en waar ze tegenaan lopen bij de aanpak van grensoverschrijdend gedrag. Wat nodig lijkt zijn tools, training en begeleiding om gespreksvaardigheden te ontwikkelen, gedeelde verantwoordelijkheid te creëren en blijvend het gesprek met elkaar te voeren. Movisie ontwikkelde daarom een wegwijzer voor sportverenigingen: Normen stellen bij grensoverschrijdend gedrag in de sport. Meer weten? Ga naar movisie.nl/ sport. Ik moest me uitkleden en kreeg een mooi karatepak Zorg dat je kennis hebt van de groepsdynamiek binnen een team wel en niet mag volgens de wet, veiligheid en bijvoorbeeld het nut van ingrijpen. Met name bij teamsporten is het juist van belang om een sfeer van saamhorigheid te creëren. Het positieve te stimuleren. Hier zijn alle partijen verantwoordelijk voor: omstanders, mensen die een club besturen, mensen die beleid ontwikkelen, maar ook ouders en mede-pupillen.’ Veilige omgeving Wentzel: ‘Een gemeenschappelijke taal ontwikkelen met behulp van de criteria draagt ook bij aan een veilige omgeving. Als je weet wat we verstaan onder gelijkwaardigheid, vrijwilligheid et cetera, dan ga je anders naar situaties kijken, signalen oppikken en creëer je dus met elkaar een gemeenschappelijke taal. Het criterium is geen lege huls, er zitten vragen achter die helpen om naar de praktijk te kijken. Bijvoorbeeld: is dit gedrag passend bij de leeftijd van iemand, past het gedrag binnen de context van de situatie? Zorg dat je kennis hebt van de groepsdynamiek binnen een team. Vrouwen gaan bijvoorbeeld anders met elkaar om dan mannen in teamverband. Als coach is het belangrijk hiervan op de hoogte te zijn. Of bij respect voor jezelf en toestemming: heb je een keer toestemming gegeven om aan de zijlijn te zitten bij een wedstrijd, maar gebeurt dit vervolgens elke week? Dan mag je aangeven dat je dat niet leuk vindt en terugkomen op je toestemming. Conflicten mag je aangaan, geef er tijd en ruimte aan. Als er geen ruimte voor is, dan is er een schijncultuur van saamhorigheid.’ 9 8

Signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn soms moeilijk te benoemen en over te dragen. Maar dat is wél belangrijk als je bijvoorbeeld wilt weten of een melding bij Veilig Thuis nodig is. Het Kompas helpt om signalen concreet te maken. Door: Maud Schuit Caroline van den Brink van het wijkteam Amersfoort was nauw betrokken bij de ontwikkeling van het Kompas. ‘Wij zaten in Amersfoort met alle aandachtsfunctionarissen bij elkaar. We hadden allemaal verschillende verhalen en we gebruikten verschillende instrumenten om vermoedens van geweld in kaart te brengen. Helemaal niet handig! Bovendien was geen enkel instrument geschikt voor onze doelgroep, inwoners van 0 tot 100 jaar.’ Kompas En zo zijn er meer professionals die behoefte hebben aan één instrument om de veiligheid te kunnen inschatten voor cliënten van alle leeftijden. Het Kompas is een product van het Movisie-programma Integraal werken in de wijk. Daarin wordt samengewerkt met het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, het Nederlands Jeugdinstituut, Vilans en de Werkplaatsen Sociaal domein. Het Kompas is tot stand gekomen in overleg met medewerkers Voor jezelf Ze benadrukt dat het Kompas een ondersteuningsinstrument is. ‘Het Kompas is absoluut niet diagnostisch of gericht op waarheidsvinding. Je verzamelt informatie en onderbouwt je gevoel. Maar de beslissing over wat je doet met de informatie is aan jou als professional. Gebruik jouw vakmanschap om de juiste afweging te maken. Het Kompas is bedoeld voor jezelf, om jouw vermoedens concreet te maken door ze nader te verkennen. Niet als vragenlijst om in het gezin te gebruiken of in het cliëntendossier op te slaan.’ Het invullen van het Kompas is een momentopname. Als professional schat je de situatie in op basis van wat je op dat moment weet. Wanneer veel informatie ontbreekt of onbekend is, kan dit aanleiding zijn om de situatie verder uit te zoeken. Kooiman geeft als tip aan professionals: ‘Bespreek je bevindingen met een collega. Het blijkt meerwaarde te hebben als iemand die niet bij de casus betrokken is, meekijkt en vragen stelt.’ Meer informatie vind je op movisie.nl/ kompas-huiselijkgeweldkindermishandeling. Wat zijn goede manieren om omstanders te laten ingrijpen bij situaties als straatintimidatie en seksueel geweld? Die vraag staat centraal in Grensoverschrijdend gedrag aanpakken, een nieuwe publicatie van Movisie. Door: Zsuzsa Kovács We kennen allemaal voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag. Denk aan racistische uitlatingen in voetbalstadions of seksueel grensoverschrijdend gedrag op straat of bij de sportclub. Zowel bij overheden als bij burgers groeit het besef dat er meer moet gebeuren aan de veiligheid op straat. Ingrijpen helpt echt De gemeente Utrecht heeft sinds 2021 een meldpunt voor straatintimidatie. Aanleiding is een onderzoek waaruit blijkt dat bijna de helft van de bewoners van Utrecht straatintimidatie ervaart. De gemeente Amsterdam heeft een aanpak ontwikkeld die straatintimidatie zichtbaar maakt en laat zien welke trainingen er zijn voor slachtoffers en omstanders. Mensen die getuige zijn van grensoverschrijdend gedrag spelen een belangrijke rol bij het aanpakken ervan. Vaak kan grensoverschrijdend gedrag worden beëindigd door het gedrag tijdig te signaleren, bespreekbaar te maken en een sociale norm te stellen. Uit een onlangs gepubliceerd proefschrift van Peter Ejbye-Ernst naar straatruzies in Amsterdam blijkt dat ingrijpen door vreemden in zes van de tien gevallen tot het stoppen van geweld leidt. Ook vermindert ingrijpen de schade die het slachtoffer oploopt. Drempels wegnemen Toch grijpen omstanders vaak niet in. Dat heeft verschillende oorzaken. Soms herkennen zij een situatie niet als grensoverschrijdend, soms zijn ze bang om in te grijpen of weten zij niet hoe ze precies moeten handelen. Zogenoemde ‘omstanderinterventies’ kunnen deze drempels wegnemen. Zij helpen omstanders en professionals om problematisch en grensoverschrijdend gedrag te signaleren, de ernst van de situatie in te schatten, hun moed en verantwoordelijkheidsgevoel te vergroten en vervolgens op een geschikte en veilige manier te handelen. Zeven voorwaarden Movisie ontwikkelde een infographic die helder in beeld brengt welke drempels omstanders ervaren en met welke interventies je omstanders en professionals kunt helpen. Een effectieve interventie voldoet aan de volgende zeven voorwaarden: Nieuwe publicatie over rol van omstanders bij geweld Hulpmiddel voor professionals Je staat erbij en je kijkt ernaar Signalen van huiselijk geweld kun je concreet maken van de stichting Wijkteams Amersfoort en beproefd door medewerkers van zeven andere organisaties. De meesten van hen hadden minimaal vijf jaar ervaring met casussen waarin sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling. Zo werkt het Het Kompas volgt de stappen van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Het invullen ervan helpt professionals bij het benoemen van de signalen, risicofactoren en beschermende factoren. Annelies Kooiman, adviseur Integraal werken in de wijk bij Movisie, beschrijft hoe het Kompas in elkaar zit. ‘Je begint met aangeven welk soort mishandeling je wilt verkennen. Kindermishandeling, partnergeweld, ouderenmishandeling… Je brengt systematisch concrete feiten, signalen, risicofactoren en ook beschermende factoren in kaart. Je checkt diverse punten die kunnen voorkomen in het huishouden waar je mee te maken hebt. Deze aandachtspunten komen uit bestaande vragenlijsten. Zo maak je je vermoedens concreet.’ • In het interventieprogramma zijn alle elementen van het Bystander Intervention Model opgenomen. • Het programma is inhoudelijk gefocust op het specifieke grensoverschrijdende gedrag. • In de interventie zijn theoretische kennis en praktische vaardigheden gecombineerd, toegespitst op de kenmerken van het specifieke grensoverschrijdende gedrag. • De vaardigheden die aangeleerd worden, zijn geoefend, bijvoorbeeld in rollenspellen. • De aangereikte vaardigheden focussen op de kenmerken van de specifieke grensoverschrijdende situatie. • De interventie is geëvalueerd en de effectiviteit ervan is gemonitord. • Hoe langer het interventieprogramma duurt, hoe effectiever het is. De publicatie Grensoverschrijdend gedrag aanpakken vind je hier: movisie.nl/ omstanders-activeren. In Amsterdam stopt het geweld in zes van de tien gevallen als een vreemde ingrijpt Beoordelen en aanpakken van (ex-)partnergeweld Hoe weet je als professional of gedrag in een relatie over een grens gaat? Wat te doen als er sprake lijkt te zijn van (ex-)partnergeweld? RelatieWijs is een methodiek die je hierbij helpt. (Ex-)partnergeweld is de meest voorkomende vorm van geweld in Nederland. Het is lastig om aan te pakken, omdat het om volwassenen gaat die zelf verantwoordelijk zijn voor hun gedrag. In RelatieWijs wordt het gedrag van de partners bekeken vanuit een aantal criteria: is er wederzijdse toestemming, hoe zit het met de vrijwilligheid en gelijkwaardigheid, is Om dit te leren kun je vanaf 2023 een Basistraining en Train-de-trainer RelatieWijs volgen, zodat je zicht krijgt op de systematiek. Je leert tools inzetten in cliëntcontacten en in teams, zodat je je kennis kunt overdragen aan collega's. RelatieWijs heeft een handleiding met de tools en achtergrondinformatie over relaties. De casuïstiek wordt beschikbaar gesteld bij het volgen van de trainingen. Voor meer informatie: zie movisie.nl/ publicatie/digitale-handleiding-relatiewijs. er sprake van zelfbeschikking, is er respect voor jezelf en de ander en past het gedrag in de omgeving? Zo kun je het gedrag duiden en beoordelen en leer je objectiever te kijken naar grensoverschrijdend gedrag. Professionals krijgen een gedeeld kader, waarbij zij eenzelfde taal leren spreken en ze sneller kunnen handelen bij deze complexe problematiek. 10 11

Met dank aan de Black Lives Matterbeweging werd institutioneel racisme twee jaar terug ook in Nederland stevig op de kaart gezet. Om te achterhalen wat institutioneel racisme precies is, of hiervoor bewijs is dat het ook in Nederland speelt en of er effectieve aanpakken voor handen zijn, deden we bij het Kennisplatform Inclusief Samenleven onderzoek hiernaar. We zochten het uit en bekeken een hele reeks aan empirische studies die verschenen tot eind 2020. Op basis van dit onderzoek stelden we dat de term institutioneel racisme betrekking heeft op racisme dat is ingebed in instanties, zoals uitkeringsinstanties of de Belastingdienst. Maar het kan ook een institutioneel veld zijn, zoals de arbeidsmarkt, gezondheidszorg, woningbemiddelingssector of het onderwijs. Wat is het? Institutioneel racisme betekent dat de processen, het beleid en de geschreven en ongeschreven regels van instituten ertoe leiden dat er ongelijkheid is tussen mensen van verschillende afkomst, huidskleur of religie. Het gaat om twee typen regels of processen: 1. Regels of processen die expliciet onderscheid maken en de bedoeling hebben om ongelijkheid te creëren. 2. Regels of processen die niet expliciet onderscheid maken tussen groepen, maar in de praktijk wel ervoor zorgen dat de ene groep benadeeld wordt en de andere groep bevoordeeld. Kenmerkend is dat institutioneel racisme structureel en collectief is: het gaat niet over incidenten en het gaat niet over het handelen van een specifieke medewerker van een instituut. Bewijs Het onderzoek wees uit dat institutioneel racisme ook in Nederland voorkomt op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, bij de politie en in het onderwijs. Voor de ene sector is meer onomstotelijk bewijs dan voor de andere. Voor de arbeidsmarkt en woningmarkt is er bijvoorbeeld onomstotelijk bewijs dat er structurele discriminatie plaatsvindt. Bewezen is namelijk dat iemand met een Nederlandse naam meer kans heeft om door de eerste ronde van een selectieproces te komen dan iemand met bijvoorbeeld een Arabisch klinkende naam. Toeslagenaffaire De toeslagenaffaire van de Belastingdienst is op dit moment de meest recente aanwijzing van institutioneel racisme in Nederland. Dit heeft ertoe geleid dat in het coalitieakkoord Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst van december 2021 expliciet is opgenomen dat er binnen onze samenleving geen plek is voor institutioneel racisme. De regering roept hierbij overheids- en uitvoeringsorganisaties op om het goede voorbeeld te geven in de aanpak van institutioneel racisme. Fraudesysteem Eind maart van dit jaar publiceerde de NOS een artikel over twee onderzoeken van accountants- en belastingadviseur PwC over de Fraude Signalering Voorziening: het fraudesysteem van de Belastingdienst. Uit de onderzoeken zou blijken dat ambtenaren bepaalde mensen eruit pikken voor een strengere controle op fraude. De gevolgen hiervan konden desastreus zijn. Ze kregen geen schuldsanering of studiefinanciering of kwamen in de financiële problemen. De ambtenaren maakten gebruik van handleidingen waaruit blijkt dat de inschattingen van frauderisico’s waren gebaseerd op persoonskenmerken, nationaliteit en leeftijd. Ook is gekeken naar ‘giften aan moskee’ en stond er een ‘daderprofiel’ in de handleidingen: ‘iemand met onder meer een laag inkomen, een modaal loon, doorgaans jong (...) en vaak van buitenlandse afkomst’ werd extra in de gaten gehouden. Niet toevallig Het bestaan van een handleiding, het maken van onderscheid en het slechter behandelen van mensen op basis van hun religie of herkomst zijn aanwijzingen van institutioneel racisme. Daar kan niemand nog omheen. Het gebeurde namelijk niet door toevallige individuele medewerkers, maar vormde onderdeel van de processen en regels in de organisatie. Het is overigens niet de eerste keer dat aanwijzingen zijn gevonden van institutioneel racisme bij de Belastingdienst. Eerder bleek dit ook uit onderzoeken van de Autoriteit Persoonsgegevens en de Nationale Ombudsman. Marnix van Rij In dat kader heeft het ons verbaasd toen de overheid bij monde van Marnix van Rij, Een zelfbedachte definitie van racisme van Marnix van Rij, staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, zette Amma Asante en Hanneke Felten van het Kennisplatform Inclusief Samenleven ertoe een opiniestuk te schrijven voor NRC. Dat leverde een uitnodiging op van de Belastingdienst. Amma Asante kijkt terug. Door: Amma Asante staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, in een reactie op het zoveelste bewijs van institutioneel racisme bij de Belastingdienst zich beriep op de intenties. Volgens Van Rij moet er namelijk sprake zijn van bewust handelen voordat gesteld kan worden dat sprake is van institutioneel racisme. Ook stelde hij dat pas sprake is van racisme bij ‘stelselmatig en bewust vernederen’. Belastingdienst Deze zelfbedachte definitie van racisme raakt kant noch wal en vormde de aanleiding voor Hanneke Felten en mij, onderzoekers bij het Kennisplatform, om een opiniërend artikel te schrijven dat eind maart 2022 werd gepubliceerd in NRC. We vonden het belangrijk om dit moment te markeren en deze gedachtegang te corrigeren, omdat veel mensen denken dat iets pas racistisch is wanneer het ook zo bedoeld is. Racisme ontkennen zien we vaker. Dat heeft onder meer te maken met een gebrek aan kennis van racisme in het heden en het verleden. Racisme zou niets te maken moeten hebben met intenties, maar alles met uitkomsten. De uitkomsten kunnen namelijk grote maatschappelijke gevolgen hebben. Voor slachtoffers kunnen de gevolgen desastreus zijn, zoals bij de toeslagenaffaire. Dit pleidooi kon rekenen op veel reacties. Het artikel werd met name op sociale media veelvuldig gedeeld en becommentarieerd. En een dag na de publicatie ontvingen wij als onderzoekers een uitnodiging van de Belastingdienst voor een gesprek. Dit gesprek vindt binnenkort plaats. En nu? Ondertussen werken wij als onderzoekers met het team door aan het volgende onderzoek: hoe institutioneel racisme zich in de praktijk manifesteert bij de lokale overheid en welke nieuwe inzichten dit oplevert voor professionals die bij de overheid werken. De verwachting is dat we de bevindingen begin 2023 kunnen publiceren. Overheid over de grens Racisme-definitie van staatssecretaris raakt kant noch wal Ambtenaren maakten gebruik van ‘daderprofielen’ bij inschattingen van frauderisico’s Racisme zou niets te maken moeten hebben met intenties, maar alles met uitkomsten 12 13

Professionele moed en lef zijn nodig bij het signaleren van en handelen bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Maar waar hebben we het precies over? Nelleke Westerveld, senior projectleider sociale veiligheid bij Movisie, praat hierover met Debbie Maas en Barbara Romijn van Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond. Door: Sifra van der Kolk Huiselijk geweld en kindermishandeling ‘Professionele moed en lef hoeven niet groots en meeslepend te zijn’ Wat doet Veilig Thuis? Debbie Maas: ‘Het belangrijkste is voor ons dat iedereen een veilig thuis heeft. Veilig Thuis is het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Iedereen die te maken heeft met een vermoeden hiervan, kan contact opnemen voor advies en ondersteuning of het doen van een melding. Wij kunnen interventies plegen, onderzoek doen en zorgen dat hulpverlening wordt ingezet rond het huiselijk geweld en de kindermishandeling. Er wordt samengewerkt met professionals, bijvoorbeeld met wijkteams, om de veiligheid te borgen en de benodigde hulpverlening te organiseren.’ Barbara, waar richt jij je op als ervaringsdeskundige bij Veilig Thuis? Barbara Romijn: ‘Ik denk vanuit cliëntperspectief mee bij beleid en visie. Beleid wordt vaak geschreven door mensen achter een bureau, terwijl een ervaringsdeskundige meedenkt vanuit de cliënt. Op deze manier kan ik cliënten een stem geven. Daarnaast ondersteun ik cliënten, slachtoffers die verblijven bij de vrouwenopvang, bij Filomena (centrum huiselijk geweld en Maas: ‘Professionele moed en lef kunnen overkomen als iets wat buiten je comfortzone ligt, alsof je om alle protocollen heen moet werken. Terwijl we het volgens mij kleiner kunnen maken. Als je het hebt over je eigen normen en waarden en als je jezelf durft te laten zien, zoals Barbara zegt, dan gaat het meer om het gevoel van nabijheid. In de opleidingen kan gefocust worden op ‘afstand’, maar daar juist wat vanaf durven stappen, vergt professionele moed en lef. Zo kun je beter zien wat de ander nodig heeft en mag je ook je eigen twijfels en gevoelens uiten. En uiteindelijk samen naar een oplossingsrichting werken. Professionele moed en lef hoeven niet altijd groots en meeslepend te zijn. Het kan in kleine dingen zitten, zoals ’s avonds nog even een cliënt terugbellen, of dat ene pak luiers langsbrengen. Veel professionals doen dat al, maar mensen koppelen dat niet aan de moed- en leffactor, terwijl het dat wel is.’ kindermishandeling) en ambulant. Ook ben ik sparringpartner voor professionals die bijvoorbeeld vastlopen in een casus en tips of advies nodig hebben. Ten slotte geef ik voorlichting op scholen, maar ook aan professionals. Ik ben breed inzetbaar als ervaringsdeskundige.’ Wat hebben professionele moed en lef te maken met de aanpak van huiselijk geweld? Romijn: ‘Als je als professional moed en lef durft te tonen aan cliënten, kun je dichterbij komen. Professionele moed en lef staan voor mij voor een open en transparante houding waar wederzijdse kwetsbaarheid mag bestaan. Cliënten zijn vaak in de veronderstelling dat er in het leven van een professional niks misgaat. Terwijl dat natuurlijk niet waar is. Ik vind dat je moed en lef toont wanneer je je als professional kwetsbaar durft op te stellen. Zo kom je in verbinding met je cliënt.’ Als je moed en lef durft te tonen aan cliënten, kom je dichterbij Barbara Romijn is als senior ervaringsdeskundige in dienst bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond voor het project Ervaring in Huis. Ervaring in Huis heeft een pool van opgeleide ervaringsdeskundigen die breed ingezet kunnen worden in het netwerk van organisaties die zich bezighouden met huiselijk geweld. Barbara is voormalig slachtoffer. Wat zijn professionele moed en lef Professionele moed en lef zijn niet weg te denken uit de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ze komen naar voren bij een lastige uitdaging, bij een moreel dilemma. Het gaat over wikken en wegen, risico’s en kansen, imagoschade en succes. Over kennis, veiligheidsprotocollen en willen bereiken wat het beste is voor mensen. Het gaat over het lef om besluiten te nemen als het ongemakkelijk voelt. En over verantwoordelijkheid nemen als het spannend is, over kwetsbaarheid en daar als professional niet voor weglopen. Professionele moed en lef gaan over doen wat het beste is. Meer weten? Ga naar movisie.nl/moedenlef. 14 15

Barbara, hoe heb jij in jouw eigen traject moed en lef vanuit professionals ervaren? Barbara Romijn: ‘Ik herinner mij een mannelijk psychiatrisch verpleegkundige. Hij luisterde echt naar mijn pijn en verdriet. Hij was er voor mij. Hij zag en hoorde mij. Er speelde destijds veel in mijn leven en hij gaf mij moed en lef om die dingen aan te gaan. Maar ik heb mij helaas ook vaak onbegrepen gevoeld door professionals die het gesprek met mij niet aangingen of dat op een destructieve manier voerden.’ Praten over geweld vraagt dus al moed en lef? Maas: ‘Ja, zonder meer. Geweld bespreekbaar maken is buitengewoon complex. Wij spreken dagelijks mensen die advies vragen: hoe praat je over geweld? Mensen zijn onzeker of ze signalen van geweld wel goed herkennen, of ze er iets van mogen vinden en wat ze ermee moeten. Ik probeer mensen mee te geven dat ze het vermoeden kunnen benoemen dat het niet goed gaat met iemand. Je hoeft niet te zeggen: “Ik denk dat je mishandeld wordt”, maar benoem wat je ziet en wat je voelt. Daarmee sla je een brug, zodat de ander voelt dat je oprecht naar iemand luistert. Ik vind het absoluut noodzakelijk dat professionals dat leren. Ieder mens is verantwoordelijk voor het gegeven dat je iets doet als je je zorgen maakt. En iedereen kent wel iemand over wie je je zorgen maakt. Begin daar eens en zeg waarom je je zorgen maakt. Geef de ander de ruimte om een verhaal te doen. Stap over je eigen onzekerheid heen. Dat is professionele moed tonen. Als we dat doen, maakt dat al een wereld van verschil, denk ik.’ Hoe vertalen professionele moed en lef zich bij jouw medewerkers, Debbie? Debbie Maas: ‘Ik zie iedere dag voorbeelden van medewerkers die werken vanuit: wat kan er wél? Vaak zijn dat creatieve oplossingen. Soms zijn medewerkers onzeker omdat ze iets af en toe niet helemaal volgens het protocol doen. Maar ze doen vaak precies waar we voor zijn en wat de bedoeling is van Veilig Thuis. Het vraagt ook bestuurlijke moed en lef: dat je medewerkers de ruimte geeft om te doen wat zij denken dat nodig is en dat je dat steunt.’ Welke moed en lef hebben jullie als nieuw team in Rotterdam laten zien? Romijn: ‘Een nieuwe organisatie binnentreden is altijd spannend. Voor mij met name omdat iedereen weet wat mij is overkomen. Ik weet dat niet van de andere professionals. Op zo’n moment heb ik daar zelf wel even moed en lef voor nodig.’ Wat vinden jullie van de stelling dat grondige kennis over geweld een voorwaarde is voor professionele moed en lef? Maas: ‘In gesprekken over geweld met cliënten kan het zijn dat er veel naar boven komt. Vaak zien we dat mensen trauma’s hebben uit het verleden. Als je je daar niet bewust van bent of niet weet hoe ingewikkeld het is om patronen te doorbreken, dan loop je een risico. Dus er moet wel degelijk kennis en kunde aanwezig zijn als je gesprekken voert met gezinnen waar geweld speelt. Dit gaat dus verder dan zorgen bespreekbaar maken.’ Welke adviezen willen jullie meegeven? Maas: ‘Voer het gesprek over moed en lef met elkaar. Wat verstaan we eronder en hoeveel ruimte ervaar je? Zet het onderwerp op de agenda en ontwikkel met elkaar taal en ruimte om erover te praten. En: voer het gesprek over je eigen ervaringen met geweld. Dan ga je ontdekken dat heel veel mensen daar ervaring mee hebben. Het is belangrijk dat cliënten zich kwetsbaar naar jou op durven te stellen. Maar dat betekent ook dat je zelf een stukje kwetsbaarheid moet laten zien. En je moet het aan kunnen geven als iets te spannend is of te dichtbij komt. In Rotterdam hebben we het gesprek over moed en lef met bestuurders van de gemeente en met netwerkpartners gevoerd. Ik raad elke regio een dergelijk gesprek aan, het is zo mooi om dat met elkaar te doen. Je komt op een ander niveau met elkaar in gesprek over de aanpak van geweld. Vanuit menszijn verbinden op samenwerking gaat veel makkelijker dan dat we op functie met elkaar verbinden.’ Romijn: ‘Ik vind het van moed getuigen dat professionals samen willen werken met ervaringsdeskundigen. Ik kan in een gesprek met een cliënt best indringende vragen stellen. Omdat ik vanuit mijn levenservaring weet dat ik die vraag zelf gesteld had willen krijgen om een opening te creëren. Vaak voel ik het als er ‘iets’ onder of achter een antwoord van een cliënt zit. Als de opening er dan is, kan de professional daar weer verder mee. We hebben elkaar nodig in dat proces van verbinding maken.’ Actieprogramma Verandertraject Huiselijk Geweld Rotterdam Vanuit de Rotterdamse gemeenteraad kwam het verzoek om onderzoek te laten doen naar de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Rotterdam. Het Verwey-Jonker Instituut voerde dit onderzoek uit en formuleerde een aantal aanbevelingen voor de Rotterdamse aanpak. De gemeente Rotterdam en zogenaamde ‘beschermpartners’, waaronder Veilig Thuis, hebben zich vervolgens gecommitteerd aan een samenwerking om aan de slag te gaan met het Actieprogramma Verandertraject Huiselijk Geweld Rotterdam. Op tal van onderwerpen moet een fundamentele omslag worden gemaakt. Er wordt vanuit het verandertraject bijvoorbeeld gewerkt aan de toegang voor slachtoffers binnen wijkteams, betere organisatie van de hulp en collectief leren. Professionals en ervaringsdeskundigen zijn in het verandertraject expliciet in de lead. Debbie Maas is bestuurder bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond en bij Filomena, het centrum van huiselijk geweld en kindermishandeling in Rotterdam Rijnmond. Stap over je eigen onzekerheid heen. Dat is professionele moed tonen 16 17

In 2021 werd 67 procent van de sociaal werkers geconfronteerd met agressie door cliënten. Dat blijkt uit onderzoek van PGGM & CO en Ipsos, in opdracht van het ministerie van VWS. Ondervraagde sociaal werkers geloven dat agressie sinds de pandemie is toegenomen. Maar is dit de enige oorzaak? Wat is nodig om agressie en ongewenst gedrag te stoppen? En wat gebeurt er nu al? Door: Ineke Westbroek afgenomen, waardoor mensen eigenhandig ingrijpen als zij hun zin niet krijgen. Regelmatig hoort Chris Boeijinga klachten over uiteenlopende vormen van ongewenst gedrag jegens sociaal werkers. Boeijinga is adviseur voor Sociaal Werk Werkt!, het samenwerkingsverband van werkgeversorganisatie Sociaal Werk Nederland met FNV en CNV. Dit platform zet zich in voor een goed werkende arbeidsmarkt en goede arbeidsvoorwaarden. Plan van aanpak ‘Tijdens de pandemie is weinig geweld gemeld, omdat cliënten en hulpverleners weinig direct contact hadden’, vertelt Boeijinga. Hij ziet ongewenst gedrag als een structureel probleem dat een integrale aanpak verdient. ‘Visie, beleid en aanpak moeten ingaan op alle aspecten en fases van ongewenst gedrag. Gelukkig krijgen we van het ministerie subsidie voor deze integrale aanpak.’ Belangrijk onderdeel van het plan van aanpak is het ondersteunen van sociaalwerkorganisaties bij de integrale aanpak: van visie tot uitvoering. Daarbij hoort ook het inzetten van geactualiseerde tools, trainingen en stappenplannen om te leren dealen met ongewenst gedrag. Voorbeelden van tools • Het Agressiespel: een kaartspel voor medewerkers over het voorkomen en omgaan met agressie en geweld tijdens het werk. • De Risicomonitor Sociaal Werk: dit helpt bij het in kaart brengen en aanpakken van arbeidsrisico’s in een organisatie. leidingen zorg en welzijn in het curriculum meer aandacht besteden aan omgaan met ongewenst gedrag. Boeijinga: ‘Het is er wel, maar te summier. Wij willen de visie op lessen hierin mee helpen formuleren.’ Verder moeten volgens hem politie en justitie alerter zijn op meldingen van sociaal werkers over agressief gedrag. ‘Door personeelswisselingen zijn politiemedewerkers niet op de hoogte van problemen en bestaande afspraken. We moeten hierover regelmatig contact houden, zodat sociaal werkers en hun organisaties niet worden afgescheept en tegen een muur oplopen.’ Dit helpt ook Na de bedreiging in het begin van haar loopbaan, voelde Nynke de Boer zich nog een tijdlang angstig. Zij kon zich herpakken. ‘Ook dankzij de emotionele ondersteuning door collega’s. Thuisgekomen werd ik gelijk gebeld door de collega die me thuisbracht. Naderhand heb ik veel gesprekken met hem gevoerd. De cliënt is geschorst.’ Woordvoerder van het Leger des Heils, Tamara van de Spek, benadrukt het belang van een veilige werkomgeving. ‘We hebben een opvangteam. Medewerkers kunnen altijd terecht bij vertrouwenspersonen.’ Ook in haar tegenwoordige werk in Zaanstad, als veldwerker bij de thuislozenopvang van het Leger des Heils en sociaal werker bij Housing First, wordt zij geconfronteerd met intimidaties. In het begin had ze het gevoel tekort te schieten. ‘Maar in ons team kunnen wij hier goed over praten. We geven elkaar suggesties hoe te reageren. Meestal spelen er onderliggende oorzaken. Vraag daarop door, toon empathie.’ Altijd melden De toename van ongewenst cliëntgedrag wijt Nynke de Boer vooral aan de bezuinigingen in de ggz, waardoor mensen niet de juiste hulp krijgen. Ook ziet ze een gebrek aan overleg tussen ggz en opvanginstellingen. ‘Iedereen zit op een eigen eiland, terwijl wij behoefte hebben aan samenwerking en het uitwisselen van kennis.’ Haar advies? ‘Doe altijd aangifte van ernstige incidenten. We sparren regelmatig met de politie, hebben nauw contact met de wijkagent. Absoluut melden, zei die agent toen een cliënt mij in mijn gezicht raakte. Je kan dan het contact verliezen met zo iemand, maar een collega neemt het altijd over. Wat dat betreft werk ik in een fijn team.’ Agressie tegen sociaal werkers Ongewenst gedrag risico van het vak? Dreigend stond hij plotseling voor haar. Zij kon geen kant meer uit in het kantoortje van het Crisiscentrum voor Thuislozen. Nog maar 20 was Nynke de Boer, net begonnen als begeleider van thuislozen in Amsterdam, toen een ontevreden cliënt haar bedreigde. ‘Een collega ontzette me uiteindelijk en bracht me thuis. Alleen durfde ik niet.’ Cijfers Een groeiend aantal sociaal werkers wordt geconfronteerd met vormen van agressief en intimiderend gedrag. Soms worden zij daadwerkelijk in elkaar geslagen. Maar ook subtiele, onderhuidse rotopmerkingen komen voor. Volgens gegevens van het VWS-onderzoek gaat het bij 39 procent van de ondervraagden om fysieke agressie, bij 22 procent om seksuele intimidatie en bij 20 procent om bedreiging. Bij 10 procent leidde dit tot blijvende fysieke of psychische klachten. Bijna de helft van de ondervraagden was hierdoor van slag en 5 procent overweegt een andere werkkring. Hoe kan dit? Part of the job wordt ongewenst gedrag in de praktijk vaak genoemd. Sociaal werkers schrijven het toe aan psychosociale klachten, psychiatrische stoornissen en multiproblematiek. Het vertrouwen in professionals zou zijn • De checklist Veilig op Huisbezoek: een vragenlijst die ongewenst gedrag in kaart brengt en aanpakt. Boeijinga verwacht veel van de activiteiten met juist die integrale benadering. ‘Het ontbreekt organisaties vaak aan tijd, geld en ondersteuning om ongewenst gedrag beter aan te pakken. Ons plan kan een belangrijke bijdrage leveren.’ Leger des Heils Maar er moet meer gebeuren, vindt socioloog Laura Keesman, voormalig medewerker van de thuislozenopvang van het Amsterdamse Leger des Heils. In haar onderzoek naar geweldservaringen van sociaal werkers ondervroeg zij achttien werkers in de Amsterdamse thuislozenopvang die werden bedreigd en uitgescholden, een combinatie van wat zij gelijktijdig als emotioneel, fysiek en mentaal geweld ervaren. Keesman: ‘Om hiermee om te gaan, zijn goede analyses nodig over de situatie waarin het gebeurde en wie erbij betrokken waren. Zo kun je patronen ontdekken. Daarom moeten incidenten bij de leiding worden gemeld, zodat er gezamenlijk naar kan worden gekeken. De bestaande tools, registratiesystemen en stappenplannen houden niet altijd rekening met subtiliteit en complexiteit van gedrag en situaties.’ Het gaat erom dat leidinggevenden actief zoeken naar het bestaan van ongewenste situaties. ‘Veel leidinggevenden verwachten, evenals John de Mol bij The Voice, dat medewerkers wel naar hen toekomen. Maar zij moeten signalen opvangen en dus regelmatig vragen of alles goed gaat. Stel gedragsregels en grenzen op, doe klachten niet af als een incident.’ Meer nodig Boeijinga merkt dat mensen zich gesteund voelen met tools zoals het Agressiespel. ’Ik hoor dat mensen steun ervaren van collega’s die hetzelfde hebben meegemaakt. Mensen luchten hun hart en geven elkaar tips.’ Wel beseft Sociaal Werk Werkt! dat er meer moet gebeuren. Zo kunnen mbo- en hbo-opDoe klachten niet af als een incident Socioloog Laura Keesman. Chris Boeijinga, adviseur voor Sociaal Werk Werkt!. 18 19

RkJQdWJsaXNoZXIy OTE0NDk=