Movisies 2 - juni 2022

Movisie-expert Hilde Bakker zit veertig jaar in het vak. Movisies blikt met haar terug op haar ervaringen als hulpverlener, preventiewerker en adviseur én kijkt vooruit. ‘Er is beweging bij de nieuwe generaties. Er zijn nieuwe activistische groepen gevormd en slachtoffers spreken zich uit. Dat doet mijn feministische, actiegerichte hart goed.’ Door Dyonne van Haastert Het is 1981. Hilde Bakker studeert af als maatschappelijk werker aan de sociale academie, de vroegere beroepsopleiding in de sociale sector. ‘Ik twijfelde enorm of dit werk wel bij mij paste. Is het niet alleen pappen en nathouden, al die cliënten met hun individuele problemen? Ik was mij er al vroeg van bewust dat daar vaak grotere maatschappelijke oorzaken aan ten grondslag liggen.’ Die insteek blijkt een rode draad in haar verdere carrière: het aanpakken van individuele problemen door het tackelen van maatschappelijk oorzaken. Uniek experiment ‘In mijn stagejaar kreeg ik een supervisor die vanuit de feministische hulpverlening in de vrouwenopvang had gewerkt. Daar ben ik sterk door beïnvloed. Op initiatief van een docente startten we in het vierde studiejaar een vrouwenmethodiekgroep.’ Een experiment vanuit de feministische stroom op de academie, waarin studenten zich verdiepten in de positie en problemen van vrouwen, en hoe je hiermee als maatschappelijk werker aan de slag kan. Bakker: ‘We keken daarbij naar onze eigen socialisatie en bewustwording als vrouw. Wat betekent dat voor hoe je in je werk staat en hoe je mensen ondersteunt? Dat legden we naast de achterliggende positie van vrouwen in de maatschappij.’ Een uniek experiment voor die tijd, wat zorgt voor de nodige ophef. ‘Medestudenten en docenten vonden het zwaar overdreven. Iedereen maakte zich hard voor de arbeiders, de achtergestelde groepen in de maatschappij. Maar je inzetten voor vrouwen? Dat was toch niet nodig? Deze aanpak was breder dan het individuele verhaal. De lessen die ik hieruit haalde, heb ik meegenomen in mijn hele carrière.’ Vechten voor eigen vrijheid ‘Ik kom uit een traditioneel nest. Mijn oudere zussen gingen, als eersten in de familie, studeren en op kamers. Die stap uit de familie zorgde ervoor dat hun connectie met het thuisfront lastiger was. Ze kregen een andere levenswijze en ze spraken een ‘andere taal’. Zeker mijn moeder vond dat ingewikkeld. Ik moest hard vechten voor mijn eigen vrijheid. Mijn broers hadden meer rechten en vrijheden en werden anders behandeld. Daardoor voerde ik veel strijd met mijn ouders, mijn ‘vrije’ levensstijl en opleidingskeuze leidden tot veel discussies. Ik ageerde tegen hun traditionele opvattingen, maar het contact bleef en het wederzijdse begrip werd groter. Toch haalde ik waardevolle lessen uit mijn opvoeding. Ik snap hoe in besloten gemeenschappen vooral op meisjes wordt gelet. En ik kan me verplaatsen in de druk die op hen wordt gelegd vanuit de familie. En ook dat zij de band met de familie niet kwijt willen.’ Na haar opleiding gaat Bakker voorjaar 1982 als vrijwilliger aan de slag in een blijf-vanmijn-lijfhuis: een zelfhulporganisatie en tegelijkertijd een actiegroep om vrouwenmishandeling aan de kaak te stellen. ‘Dat was een politieke keuze, ook om dit onbetaald te doen. Naast praktische ondersteuning bieden aan vrouwen en kinderen werkte ik mee aan acties om vrouwenmishandeling en seksueel geweld te agenderen bij het brede publiek, de overheden en de reguliere hulpverlening.’ Muurkranten en plakacties Een uitdaging, in een tijd waarin huiselijk en seksueel geweld nog niet beschouwd worden als een breder, maatschappelijk probleem. ‘Waar ‘Blijf’ voor streed, stond haaks op de tijdsgeest. Het heersende idee was dat slachtoffers het er wellicht zelf naar hadden gemaakt of gewoon pech hadden met een foute man. Daarmee was het een individueel probleem dat je zelf moest oplossen. Ook dachten mensen dat het alleen ging over vrouwen uit achterstandswijken en zwakkere sociale milieus. Ik schreef muurkranten, we publiceerden over de problematiek en gingen na de avondvergaderingen met collega’s de stad in voor plakacties. We waren constant actie aan het voeren of gaven voorlichting en gastlessen over het onderwerp, meestal vergezeld door een van de bewoonsters van het blijf-van-mijn-lijfhuis die dan haar ervaringen vertelde. We werkten vanuit het zelfhulpprincipe: vrouwen helpen elkaar. De vrouwen vingen vooral elkaar en nieuwe bewoners op. Ze leefden en kookten samen en maakten het huis schoon. Hun belangen, hulpvragen en behoeften stonden centraal. Maar het was behoorlijk veel gevraagd voor de vrouwen, die vaak getraumatiseerd uit een gewelddadige relatie kwamen. Wij boden als medewerkers een luisterend oor en zorgden voor de randvoorwaarden.’ Het zelfhulpprincipe blijkt sommige vrouwen juist kracht te geven, ondanks hun trauma’s. ‘Ik herinner me een vrouw die, na jarenlange mishandeling in haar huwelijk, opbloeide in het opvanghuis. Zij werd als een moeder voor de andere vrouwen. Het gaf haar een positie, een rol en het gevoel dat ze nodig was. Ze kon iets betekenen voor anderen.’ Hilde Bakker: 40 jaar strijd tegen grensoverschrijdend gedrag ‘Je moet als hulpverlener ruimte krijgen om buiten het boekje te denken’ Blijf-van-mijn-lijf In 1974 richtten Noor van Crevel en Martine van Rappard het eerste blijf-van-mijn-lijfhuis op. Van Crevel, docent aan de sociale academie en maatschappelijk werker, merkte in haar werk dat het belang van vrouwen in de hulpverlening consequent ondergeschikt was aan dat van het gezin of de echtgenoot. In het bijzonder als het ging om huiselijk geweld. Slachtoffers werd bescherming tegen geweld geboden, maar ze kregen ook hulp bij praktische zaken, zoals juridische bijstand of het regelen van woonruimte. De initiatiefnemers werkten daarnaast aan publieke aandacht voor huiselijk geweld. De organisaties maakten in de jaren daarna een ontwikkeling door van zelfhulp naar onderzoek, institutionalisering en professionalisering. (Bron: Canon Sociaal Werk) Onvoorstelbaar heftig ‘Wat we de vrouwen konden bieden, was minimaal, want de middelen waren beperkt. We waren allang blij dat we een pand hadden waar ze veilig waren. En dat was hard nodig. Regelmatig stond er een boze echtgenoot of vader voor de deur. Zo kregen we een inkijkje in de onvoorstelbaar heftige situaties die deze vrouwen waren ontvlucht. Je inzetten voor vrouwen? Dat was toch niet nodig? 20 21

RkJQdWJsaXNoZXIy OTE0NDk=