Hoe goed is de jeugdwerker als pedagoog?

Seksuele diversiteit in de jeugdhulpverlening

Bij organisaties in de jeugdhulpverlening krijgt het onderwerp seksualiteit meestal veel aandacht. Om het thema bij jongeren in de residentiële jeugdhulpverlening op tafel te brengen, is er materiaal ontwikkeld: boekjes, films, spellen. En er wordt seksuele voorlichting gegeven. Bepaalde organisaties stellen het bespreekbaar maken van seksualiteit zelfs verplicht. Maar hoe zit het met seksuele diversiteit?

Is er in de residentiële jeugdhulpverlening ook genoeg aandacht voor lesbo’s, homo’s, bi’s (afgekort LHB’s)? En als er aandacht voor bestaat, op wat voor manier wordt er dan over gesproken? Is er een homovriendelijk klimaat? Hoe leiden de jeugdhulpverleners dit hele proces in goede banen?

Om de antwoorden op deze vragen in kaart te krijgen, deden drie studenten van de Hogeschool Utrecht een onderzoek: Het gaat niet over seks. Een onderzoek naar seksuele diversiteit in de jeugdhulpverlening. Onderzoekster Sophie van Denzel: ‘De titel is niet zomaar gekozen. Respectvol met elkaar omgaan heeft eigenlijk weinig met seks te maken. Het gaat over ruimte voor verschillen en jezelf niet anders voor hoeven te doen dan je bent.’ Uit deze studie, gebaseerd op de ervaringen van zestien groepswerkers verspreid over het land, bleek dat er bij hun organisaties in de meeste gevallen beleid of een protocol bestaat rond seksualiteit: de basis voor het bespreekbaar maken van het thema seksuele diversiteit – al bestonden daarvoor dan weer geen speciale protocollen. Wat is er verder uit het onderzoek gekomen? Een gesprek met de onderzoeksters en deskundigen uit de jeugdhulpverlening.

Tolerantie van non-acceptatie

‘We hebben gevonden dat de media handig kunnen zijn om te gebruiken als aanleiding voor een gesprek over seksuele diversiteit,’ vertelt onderzoekster Myrthe Vondel. ‘Zien de jongeren bijvoorbeeld in Goede tijden, slechte tijden een zoenscène van twee jongens, dan maken ze opmerkingen en daar kun je als professional op inhaken. Hoe zo’n bespreking uitpakt, hangt erg af van de groep. Het kan behoorlijk botsen als er verschillende opvattingen zijn: zoals voor of juist tegen homoseksualiteit.’

'Het onderwerp hoort bij de identiteitsontwikkeling van jongeren, daar zijn de jongeren mee bezig en daar moet je je als jongerenwerker dus ook mee bezighouden.'

Gedragswetenschapper Steffen van Noesel, een van de jeugdwerkers die werd geïnterviewd voor Het gaat niet over seks: ‘Als er onverwacht zo’n scène op televisie zou zijn, zou ik me een beetje overvallen voelen,’ zegt ‘Maar ik zou er natuurlijk over gaan praten, want je moet het ijzer smeden als het heet is. Ik zou iedereen in de groep z’n mening laten geven, ook als het zou gaan om negatieve meningen, dat betekent dus: tolerantie van non-acceptatie. De conclusie is dan: verschillende meningen hebben is de gewoonste zaak van de wereld, die diversiteit van meningen mag bestaan. Jongeren in de puberleeftijd willen juist niet divers zijn, ze willen bij anderen horen en iets wat afwijkt van de norm vinden ze daarom gevaarlijk. Dat er diversiteit bestaat, ook op het seksuele vlak, dat is iets wat ik ze duidelijk wil maken. Als jongeren vooroordelen hebben en bijvoorbeeld homoseksualiteit niet accepteren, dan probeer je hun mening te nuanceren.’

Een normaal onderwerp of niet?

In hoeverre is het thema seksuele diversiteit ‘normaal’? Veel van de respondenten in het onderzoek vinden: als je het afzonderlijk bespreekt, maak je het minder normaal. Misschien betekent ‘normaal doen’ over dit onderwerp wel: er geen extra aandacht aan besteden. Pieter Paul Bakker, senior medewerker van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI): ‘Ja, je moet er normaal over doen. Maar wat is normaal? Bespreekbaar maken, dat vind ik nou juist normaal doen. Het onderwerp hoort bij de identiteitsontwikkeling van jongeren, daar zijn de jongeren mee bezig en daar moet je je als jongerenwerker dus ook mee bezighouden.’ Onderzoekster Anna van Driel: ‘Alle groepswerkers die wij gesproken hebben, zijn het erover eens dat je bij de begeleiding geen onderscheid moet maken tussen heterojongeren en LHB-jongeren. En  veel groepswerkers vinden dat je seksuele diversiteit niet bijzonder moet maken, bijvoorbeeld door er meer aandacht aan te besteden dan aan heteroseksualiteit. De twee onderwerpen zijn gelijkwaardig, dat is de boodschap.’ Merel van Dorp, hoofdredacteur van het vakblad voor de jeugdsector JeugdenCo: ‘Het is natuurlijk nog maar de vraag wat precies normaal is. Ik denk dat jeugdzorgmedewerkers er wel eens flink verschillend over zouden kunnen denken. Ze zouden er met elkaar over moeten praten, dat gebeurt nog te weinig. Als ze dat van elkaar weten, kunnen ze er met jongeren beter onderlegd over praten.’

'Het is natuurlijk nog maar de vraag wat precies normaal is. Ik denk dat jeugdzorgmedewerkers er met elkaar over moeten praten'

Steffen van Noesel wil van het ‘normaal vinden’ of ‘moeten accepteren’ geen doel op zichzelf maken. ‘Je moet jongeren de kans geven om een heel proces door te maken: eerst moeite hebben met seksuele diversiteit, dan zich verder ontwikkelen, en daarna toestaan dat het bestaat. De groepsleider moet wel een positief geluid laten horen, hij of zij is een soort ouder en ook een rolmodel.’ Wordt seksuele diversiteit trouwens volkomen normaal gevonden, dan bestaat er het gevaar dat er nauwelijks over gesproken wordt en het voor de jongeren een onbekend thema blijft. Dat moet worden voorkomen. 

Een jongen op hoge hakken

Hoe reageer je als jongerenwerker wanneer jongeren zich gedragen op een manier die sterk buiten de normen valt? Stel, een jongen gaat make-up, meisjeskleren en hoge hakken dragen. Pieter Paul Bakker: ‘Natuurlijk moet je het erover hebben, want er komen gegarandeerd reacties van andere jongeren. Je moet gaan zoeken naar de achterliggende reden. Maar het moet wel kunnen. En als het pro-vocerend is, so what?’ Steffen van Noesel zegt: ‘Alle jongeren worstelen met de vraag: wie ben ik? Daar past zulke vrije expressie bij, wat er ook achter zit: worsteling met genderidentiteit of bijvoorbeeld provocatie. Dat laatste zie ik niet als iets negatiefs, want het is een manier waarop een jongere zich uit. Het hoort bij de identiteitsontwikkeling.’

Het kan zijn dat de ouders of de voogd van de jongen daar heel anders over denken. Van Noesel: ‘Ik zou zwijgen tegenover de ouders. En als dat niet kan, zou ik tegenover de ouders expliciet de kant van het kind kiezen en niet meegaan in een eventueel verbod op meisjeskleren of hoge hakken. Dan heeft zo’n jongen tenminste iemand die hem steunt, die z’n nek voor hem uitsteekt.’ Het onderzoek maakt duidelijk dat die houding onder groepswerkers niet algemeen is, integendeel. Dit schrijven de onderzoeksters: ‘Dergelijk gedrag wordt door de groepswerkers overdreven, extravagant of provocerend gevonden en wordt daarom beperkt of zelfs verboden.’   

Hoe tolerant zijn de begeleiders?

Jongeren-groepswerkers zijn doorgaans tolerant en staan positief tegenover het LHB-thema, zoals blijkt uit het onderzoek Het gaat niet over seks. Maar in de praktijk is de situatie niet altijd ideaal, bijvoorbeeld als groepswerkers vanwege hun geloofsachtergrond niet over het onderwerp willen praten. Los daarvan krijgt soms het algemene thema seksualiteit zelfs te weinig aandacht omdat andere zaken prioriteit hebben, zoals, in de woorden van de geïnterviewden, ‘stroef contact met ouders, verslaglegging en alles in orde maken voor inspectie’. De onderzoeksters stuitten bij hun onderzoek op een voorbeeld naar voren van het meten met twee maten: het vriendje van een meisje in de residentiële jeugdzorg mocht blijven slapen, maar het vriendje van een homojongen in dezelfde groep mocht dat niet. ‘Dat zou niet moeten kunnen,’ zegt onderzoekster Myrthe Vondel. ‘Bij de sollicitatie van groepswerkers zou naar tolerantie moeten worden gevraagd.’

Het is van belang om er ook in de opleiding tot jongerenwerker over te reflecteren, om later een goede begeleider te worden van jongeren die bezig zijn met een vormingsproces en het ontdekken van hun seksualiteit.

Het LHB-thema komt binnen de opleiding tot jongerenwerker nog niet standaard aan bod. Een vergelijking met het middelbaar onderwijs dringt zich op: daar is het sinds 2012 verplicht om het on-derwerp te behandelen. Het is van belang om er ook in de opleiding tot jongerenwerker over te reflecteren, om later een goede begeleider te worden van jongeren die bezig zijn met een vormingsproces en het ontdekken van hun seksualiteit. ‘Jeugdwerkers zijn eigenlijk geen opvoedkundigen,’ zegt Kees Bakker, lid van de Raad van Bestuur van het NJI. ‘We moeten betere pedagogen worden. De pedagogisering van de jeugdzorg, daar moeten we een stap in zetten. Beter kunnen omgaan met lastige situaties, dat is wat het oplevert. Wie kan daar tegen zijn?’

Nieuw onderzoek

Nieuw, verdiepend onderzoek naar seksuele diversiteit in de jeugdhulpverlening is belangrijk. Daarbij zouden zowel groepswerkers als besturen en cliënten (ook cliënten met een niet-westerse achtergrond) betrokken moeten worden. Zie ook: Movisie en NJi onderzoeken seksuele diversiteit.

Foto: Daan Stringer