Cliëntondersteuning voor mensen met een migratieachtergrond: hoe richt je dat in?

Het aanbod aan cliëntondersteuning (CO) moet recht doen aan de diversiteit in de samenleving en de variëteit aan hulpvragen. Hoe zorg je ervoor dat het aanbod van cliëntondersteuning in jouw gemeente ook past bij de vragen die mensen met een migratieachtergrond hebben?

Bij cliëntondersteuning is het belangrijk om je af te vragen of het aanbod en de vraag op elkaar aansluiten. Denk daarbij ook aan specifieke doelgroepen, zoals inwoners met een migratieachtergrond. Daphne van Eden, projectmedewerker bij Movisie, vertelt: ‘We zien vaak dat de drempel om hulp te vragen voor met name de eerste generatie migranten hoog is.’

Er zijn verschillende obstakels die het lastiger maken om goede en passende CO aan te bieden aan mensen met een migratieachtergrond. Een belangrijke is de taalbarrière die er in sommige gevallen is. Een andere reden is dat er in sommige culturen een taboe hangt op het bespreken van problemen met een onbekend iemand. Inwoners zijn dan soms bang om de vuile was buiten te hangen.

Praktijkvoorbeelden: Alkmaar en Tilburg

In een aantal gemeenten is er extra aandacht voor mensen met een migratieachtergrond. In Alkmaar werden mensen nog onvoldoende bereikt met cliëntondersteuning. Dat moest anders. Er was in de gemeente weliswaar al veel aanbod voor nieuwkomers, maar de organisaties hadden onderling nog weinig verbinding. Daarom is het Contactpersoon Statushouders in het leven geroepen: dat is iemand die zelf een migratieachtergrond heeft, de sociale kaart goed kent en kennis heeft van de behoeften van nieuwkomers. 

Een ander voorbeeld komt uit de gemeente Tilburg. Zij hebben video’s gemaakt in het Turks, Frans en Arabisch, waarin ze uitleg geven over het aanbod van cliëntondersteuning. Dat is een mooie manier om meer mensen in hun moedertaal te bereiken.

‘Werk aan de vertrouwensband’

Bij het aanbieden van cliëntondersteuning aan mensen met een migratieachtergrond is het extra belangrijk om je in het perspectief van de ander te verplaatsen. ‘Veel mensen zijn in eerste instantie wantrouwend richting de overheid. Dat is vaak begrijpelijk vanwege hun achtergrond. Werk daarom aan de vertrouwensband en zet daarbij bijvoorbeeld sleutelpersonen in,’ vertelt Movisie-projectmedewerker Daphne van Eden. Wees je er daarnaast van bewust dat er niet zoiets bestaat als 'dé Syrische gemeenschap': daarbinnen is een grote diversiteit aan mensen. Dat vraagt dus maatwerk. 

E-learning intercultureel vakmanschap

Veel sociaal professionals worstelen met de grote diversiteit van hun cliënten. Hoe om te gaan met al die verschillen? Om professionals te ondersteunen heeft KIS een  e-learningmodule over intercultureel vakmanschap ontwikkeld voor professionals in het sociaal domein. Hierin worden professionals tevens uitgedaagd te reflecteren op eigen handelen.

Naar de e-learning

Stichting Pelita

Theo Boiten werkt voor Stichting Pelita. Deze organisatie helpt senioren uit voormalig Nederlands-Indië bij hun aanspraak op de wetten voor oorlogsgetroffenen en is een contextgebonden en cultuurspecifieke brug naar hulpverlening en reguliere zorg en welzijn voor deze doelgroep.. Boiten: ‘Een groot deel van de doelgroep mist de aansluiting met het zorgdomein. Er spelen veel culturele waarden bij deze doelgroep, zoals bescheidenheid, respect, verantwoordelijkheid en ook ervaringen van (oorlogs)trauma, verdriet en onmacht. In veel gevallen is er een complex patroon van zwijgen, niet vragen en van doen alsof het goed gaat met de buitenwereld. Een voorbeeld daarvan: een Indische oudere doet een aanvraag voor huishoudelijke hulp. Voor de Wmo-consulent wordt het huis spic en span gemaakt, de koffie en de warme pasteitjes staan klaar. In het gesprek geeft de oudere vervolgens gewenste antwoorden, waarop de Wmo-consulent zich afvraagt of er wel hulp nodig is. Het is belangrijk je te realiseren dat hier allerlei cultuurspecifieke mechanismen spelen.’

Hoe kan je omgaan met dit soort situaties? Boiten geeft een aantal tips:

  • Bij sommige mensen leven veel niet-besproken trauma’s van oorlog. Een tip is om standaard bij de intake bij ouderen de vraag te stellen: ‘Ik zie dat u 80+ bent, wat heeft u in WO II meegemaakt?’ Dat gebeurt nauwelijks in of door het zorgdomein, maar speelt een belangrijke rol.
  • Wees je bewust van eventuele vraagverlegenheid: mensen vinden het heel lastig om hulp te vragen, omdat dat geassocieerd wordt met schaamte of zwakte.
  • Soms doen mensen zich beter voor tegen de belanda (witte overheidsmedewerker), zoals het voorbeeld van de Indische oudere. Wees je hiervan bewust en neem de tijd om vertrouwen op te bouwen.
  • Het is respectloos om elkaar te tutoyeren. Spreek de ander dus altijd met u aan: dat laat wederzijds respect zien.
  • Er is in veel gevallen sprake van een taalachterstand. Praat daarom simpel (B1) en in korte zinnen.

In veel situaties is het lastig om tot de kern te komen. Men is vaak teleurgesteld door de overheid, dus er is geen positieve verwachting meer. Hoe doorbreek je dat met de volgende generatie? Dat is een uitdaging en vraagt soms om jarenlange investering. Sleutelpersonen zijn daarbij onmisbaar. Benieuwd naar meer tips? Lees dan hier verder in dit artikel.