‘We zijn geen strenge bovenmeester maar ondersteuner van het veld’

Voorzitter erkenningscommissie sociale interventies Godfried Engbersen zwaait af

Sinds 2015 was Godfried Engbersen voorzitter van de commissie die zich buigt over de effectiviteit van sociale interventies. En over de vraag of deze kunnen worden opgenomen in de databank Effectieve sociale interventies. Na zeven jaar neemt hij afscheid. ‘We willen nu ook meer ruimte bieden aan kwalitatief evaluatieonderzoek als pijler waarmee de effectiviteit van een interventie kan worden onderbouwd.’

Twaalf jaar bestaat de databank Effectieve sociale interventies nu (zie kader). De inmiddels 95  sociale interventies die erin zijn opgenomen, dragen na de beoordeling een van deze drie predicaten: “effectief”, “goed onderbouwd” of “goed beschreven”. Godfried Engbersen zat de commissie zeven jaar voor en boog zich samen met zijn mede-commissieleden met veel toewijding over de ingediende interventies. Sleutelvraag telkens: verdienden ze wel of niet een plek in de databank?

De databank Effectieve sociale interventies

Waarom zou je zelf opnieuw het wiel uitvinden, als je gebruik kunt maken van de ervaring en kennis van collega’s? In de sociale sector zijn al veel methoden ontwikkeld om vraagstukken slagvaardig aan te pakken. In de databank vind je alle beschikbare informatie over gangbare methoden bij elkaar. Hiermee vormt de databank een belangrijke bron van kennis voor professionals.

Lees meer over de databank

Engbersen is stellig over het belang van het werken met effectieve sociale interventies. ‘Als je met mensen werkt, dan moet je professionele kennis hebben over je vak. Over wat werkt en wat niet. Dat verwachten we ook van de huisarts als we daar langsgaan. Dus dat mag je ook van een hulpverlener in het sociaal domein verwachten.’

En volgens hem is het besef van urgentie om te werken met effectieve sociale interventies de laatste jaren flink toegenomen in de sector. Het besef van het belang om te werken met interventies die in de praktijk op een van de drie niveaus – bewezen effectief, goed onderbouwd, respectievelijk goed beschreven – hun sporen hebben verdiend. En daarnaast ziet hij dat het belang om bij het ontwikkelen van een interventie precies te zijn. ‘Je ziet het terug in het sociaal werk, je ziet het terug op de hogescholen. Dat het belangrijk is om zorgvuldig te zijn, zoals een jurist precies moet zijn. Dat je goed beschrijft: wat wil ik nu eigenlijk? En als tweede stap jezelf de vraag stellen, kunnen we onderbouwen dat onze methode, onze interventie effect heeft? Daarvoor hoef je niet zelf onderzoek te doen want vaak is daarover al wetenschappelijke kennis aanwezig. En de derde stap is natuurlijk het moeilijkste: kunnen we het ook bewijzen dat de specifieke interventie daadwerkelijk het beoogde effect heeft?’ 

Voor interventie-ontwikkelaars in het sociaal domein is de derde stap vaak een brug te ver, stelt Engbersen. ‘Kwantitatief onderzoek dat je daarvoor nodig hebt kostbaar is en vaak zijn randomised controlled trials* (rct’s) niet mogelijk. Dus zou het goed zijn wanneer je goed kwalitatief onderzoek hebt. Dat is soms minder kostbaar. En dat geeft een extra mogelijkheid in het sociaal domein voor interventies om op te gaan voor eerste aanwijzingen voor effectiviteit.’ 

Hiermee slaat de erkenningscommissie een nieuwe koers in. Interventie-ontwikkelaars die de werking van hun sociale interventie kunnen aantonen met goed kwalitatief onderzoek, worden vanaf nu nadrukkelijk uitgenodigd om hun interventie in te dienen bij de erkenningscommissie.

Vanwaar die koerswijziging? Engbersen: ‘Er is nu een groter draagvlak binnen het sociaal domein en de wetenschap dat goed kwalitatief onderzoek, mits het aan bepaalde eisen voldoet, van waarde kan zijn bij het aantonen van de effectiviteit van een interventie. ‘Een tweede ontwikkeling is’, vervolgt hij, ‘dat er bij subsidiegevers, ministeries en ZonMw, ook een herwaardering is van de relevantie van kwalitatief onderzoek.’

Voorheen was er bij de verschillende erkenningscommissies – er zijn er naast die van sociale interventies meerdere commissies – aarzeling om af te stappen van louter het klassieke effectonderzoek. Engbersen: ‘Die koerswijziging is ook het resultaat van een leerproces die de erkenningscommissies doormaken. Het wordt meer en meer geaccepteerd en dat is een goede zaak. Zeker voor het sociaal domein waarin zoals ik zei soms niet of moeilijk aan die voorwaarden van kwantitatief onderzoek kan worden voldaan.’

Verwacht je dat dit nu tot een grotere aanwas leidt van interventies die worden ingediend bij de erkenningscommissie?

‘Ik hoop het. Waar  je voor moet oppassen is dat de lat niet lager wordt gelegd. Het moet echt goed kwalitatief onderzoek zijn. Wat je in het sociaal domein soms wel eens ziet is dat er afstudeerscripties worden gebruikt die gebaseerd zijn op een beperkt aantal interviews die niet altijd even diepgravend zijn. En dat wordt dan “diepgaand kwalitatief onderzoek” genoemd. Nou, daar win je de wedstrijd niet mee. Maar ik denk wel dat bij de hogescholen en het werkveld zelf, deskundigheidsontwikkeling wordt nagestreefd zodat er meer oog komt voor dat hoogwaardige kwalitatieve onderzoek.’    

In de erkenningscommissie zitten leden die op universiteiten, respectievelijk in de praktijk van het sociaal domein werkzaam zijn. ‘Een goeie mix van mensen die elkaar heel goed aanvullen voor wat betreft hun kennis en ervaring’, zegt Engbersen. 

‘Ik heb in mijn laatste praatje bij de commissie gezegd: “je kunt bij de beoordeling interventies het nadeel van de twijfel geven of het voordeel van de twijfel. Ik heb als voorzitter altijd op het laatste gehamerd.” Je kunt natuurlijk heel streng gaan beoordelen maar dan voldoet er niets. We hebben in het sociaal domein, anders dan in de gezondheidszorg, ook niet de traditie van een radicale manier van effectmeting. We hebben als commissie natuurlijk gekeken naar de erkenningscriteria en daarnaast altijd gehandeld met praktische wijsheid. We zijn als commissie ondersteuner van het veld, geen strenge bovenmeester die enkel zegt: “dit is goed en dit deugt niet”. We zijn er om de inspanningen van het veld te waarderen.’  

*Bij randomised controlled trials wordt volgens strikte regels gemeten of er een samenhang is tussen een interventie en het effect ervan. 

Nadja Jungmann, lector aan de Hogeschool Utrecht en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam volgt Godfried Engbersen op als voorzitter van de erkenningscommissie.