Cliëntondersteuning voor mensen met een auditieve beperking 

Hoe kan cliëntondersteuning (CO) het best worden ingericht voor mensen die doof of slechthorend zijn? Eén van de ambities van koplopergemeenten Vught, Boxtel en Sint-Michielsgestel is om inzicht te krijgen in de behoeften van inwoners met een auditieve beperking, om dit vervolgens te vertalen naar passend aanbod. De gemeenten hebben veel informatie opgehaald via meedenkbijeenkomsten in de drie gemeenten en een behoefteonderzoek onder de doelgroep. Met deze extra inzichten rondom de leefsituatie en wensen van deze inwoners gaan ze aan de slag voor een passend(er) aanbod van cliëntondersteuning.  

Movisie ging in gesprek met Ilse van Dinteren, projectleider vanuit Wegwijs+ in Vught, Marieke de Ruiter, projectleider vanuit MijnGemeenteDichtbij (de werkorganisatie van de gemeenten Boxtel en Sint-Michielsgestel) en Simone van Kampen, projectleider vanuit MEE voor de drie gemeenten. In dit artikel beschrijven we de meerwaarde van cliëntondersteuning – ook wel OCO (onafhankelijke cliëntondersteuning) genoemd binnen deze gemeenten –synoniem voor onafhankelijke cliëntondersteuning (OCO), waar deze gemeenten specifiek over communiceren- voor inwoners met een auditieve beperking, mogelijkheden voor passende ondersteuning en tips voor gemeenten.     

Communicatie is een obstakel   

Er zijn meerdere redenen waarom passende ondersteuning voor dove en slechthorende inwoners extra belangrijk is. Zo vormt communicatie een groot obstakel, kwam tijdens de meedenkbijeenkomsten en het behoefteonderzoek naar voren. Het is lastig voor deze inwoners om zich goed uit te drukken richting mensen die niet doof of slechthorend zijn. Hierdoor ervaren zij een drempel om aan te kloppen bij de gemeente. Het vinden, aanvragen en inzetten van passende zorg of ondersteuning is daarom een extra uitdaging.  

Cliëntondersteuning als stabiele schakel

De ondersteuning voor doven en slechthorenden ligt vooral bij expertorganisaties (zoals bij Kentalis en GGMD in de regio van de drie gemeenten), zo schetst het onderzoek. Zo biedt Kentalis bijvoorbeeld ambulante begeleiding bij reguliere scholen en werkbegeleiding. GGMD biedt onder meer maatschappelijke dienstverlening en loopbaanbegeleiding. Zij hebben goed zicht op de problematiek van de cliënt en kunnen de cliënt doorverwijzen naar de gemeente. Van Dinteren vult aan: 'Als iemand al jaren een persoonlijk begeleider heeft vanuit een expertorganisatie die alles regelt, kan het toevoegen van een 'vreemde' gezien worden als iets wat onrust en verwarring veroorzaakt. Op het eerste gezicht lijkt een cliëntondersteuner daarom wellicht niet van toegevoegde waarde, maar deze kan zeker een belangrijke rol vervullen.’ Een cliëntondersteuner kan juist een stabiele factor zijn. ‘Kentalis en GGMD, die een regionale functie hebben, lopen ertegen aan dat zij tevergeefs moeten investeren in contacten op lokaal niveau, bij gemeenten', vertelt Van Kampen. ‘In gesprek met deze partijen vertellen zij dat er relatief vaak kennis verloren gaat bij functiewisselingen binnen een gemeente, mede vanwege de specifieke kennis die de doelgroep vraagt. Een cliëntondersteuner met voldoende doelgroepgerichte kennis kan hier een stabiele schakel vormen.'

Onafhankelijk en minder tijdsgebonden

Een cliëntondersteuner kan aanvullend werken op een expertorganisatie. Een reden hiervoor is dat deze onafhankelijk en minder tijdsgebonden is dan expertorganisaties. Van Kampen vertelt dat expertorganisaties vaak geen vergoeding krijgen voor de ondersteuning die zij aan de doelgroep leveren voordat er een zorgindicatie is toegekend. Hierdoor krijgen inwoners niet altijd de ondersteuning die zij nodig hebben in het proces voorafgaand aan het inzetten van zorg of ondersteuning. Van Kampen: 'Deze mensen gaan zelfstandig naar de gemeente waar zij vervolgens blijven steken, omdat ze bijvoorbeeld vastlopen op het gebied van communicatie of het gebrek aan expertise.’ 

Levensbrede kijk

Doordat een cliëntondersteuner minder gebonden is aan tijd en het ondersteunen van inwoners buiten indicaties om ook in diens takenpakket zit, kan deze dus van aanvullende waarde zijn op expertorganisaties. Van Kampen: 'Zelfs wanneer er wel een indicatie is en de inzet vanuit een expertorganisatie wordt vergoed (bijvoorbeeld voor begeleiding of dagbesteding), blijft het belangrijk om daarnaast een andere onafhankelijke ondersteuningsmogelijkheid te hebben. Zo staat een cliëntondersteuner los van gemeente(n) en zorgaanbieders.' Daarbij komt dat een cliëntondersteuner een levensbrede kijk heeft en domein overstijgend werkt. Dat wil zeggen dat de inwoner met vragen op elk leefgebied bij de cliëntondersteuner terecht kan, en daarmee in staat is om onder andere met vragen op het gebied de Jeugdwet, Wmo, Participiatiewet, Wlz en de Zorgverzekeringswet te werken (en eventuele verbanden te leggen).  

Basiscursus voor passende cliëntondersteuning 

Wat kan helpen om als cliëntondersteuner de best mogelijke ondersteuning te bieden? Een van de tips uit het behoefteonderzoek is het trainen van cliëntondersteuners. Ook volgens De Ruiter kan het erg waardevol zijn om cliëntondersteuners te trainen, bijvoorbeeld via een basiscursus. Een cursus kan ingaan op de leefwereld van mensen met een auditieve beperking en problemen die zij ervaren, als een soort onderdompeling in de dovencultuur. Bovendien, zo vult Van Kamp aan: 'Het vraagt andere vaardigheden en vooral de bereidheid om hierop aan te kunnen/willen sluiten en deze mensen op een goede manier te kunnen ondersteunen.’ Het kan voor een cliëntondersteuner bijvoorbeeld ongebruikelijk zijn om gesprekken via een tolk te voeren. Via een cursus doet men hier kennis en ervaring mee op, wat drempelverlagend kan werken. Ook kan een cliëntondersteuner leren om visueel ondersteunend te werk te gaan door te tekenen, mee te schrijven of uit te beelden. Daarnaast kunnen cliëntondersteuners worden getraind om langzamer te praten en goed te articuleren wat liplezen mogelijk maakt.  

Regionale samenwerking als interessant toekomstbeeld 

Naar aanleiding van de bevindingen uit meedenkgroepen en het behoefteonderzoek gaan de gemeenten kijken naar de inrichting van cliëntondersteuning voor inwoners met een auditieve beperking. Het bruist bij Van Dinteren, Van Kampen en De Ruiter aan ideeën. Eén daarvan is het regionaal organiseren van cliëntondersteuning. Doordat expertorganisaties vaak op regionaal niveau opereren, het aandeel dove en slechthorende inwoners op lokaal niveau vrij gering is en cliëntondersteuners hierdoor op lokaal niveau vaak niet de expertise kunnen opbouwen, kan dit een interessante aanpak zijn.  

Door een regionaal netwerk kan de beschikbare kennis worden gebundeld. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er een aantal cliëntondersteuners zijn met affiniteit met het thema die ieder een eigen regio onder hun hoede hebben en in contact staan met die gemeenten. Deze cliëntondersteuner kan dan de schakel zijn met de lokale (cliënt)ondersteuning. De regionale cliëntondersteuner heeft meer expertise over de doelgroep en de lokale (cliënt)ondersteuner heeft de kennis over lokale structuren en oplossingsmogelijkheden.  

Ieder in zijn kracht

Hoewel een cliëntondersteuner aanvullend (en vooral op procesniveau) kan ondersteunen, is het de expertorganisatie die de inhoudelijke expertise over de doelgroep heeft. Daarom kan een samenwerking tussen expertorganisaties en cliëntondersteuners van meerwaarde zijn. Zo spelen Van Dinteren, Van Kampen en De Ruiter ook met het idee om een driehoek (of eigenlijk vierkant)-samenwerking op te zetten. Hierin werken een tolk, cliëntondersteuner, expertorganisatie en de inwoner met elkaar samen om tot passende oplossingen te komen voor de inwoner. De cliëntondersteuner is onafhankelijk en heeft kennis van de lokale (en regionale) sociale kaart, de expertorganisatie heeft deskundigheid en expertise rondom mensen met een auditieve beperking en de tolk heeft als functie de communicatie goed over te brengen naar de inwoner. 'Zo hoeft geen van hen op ‘elkaars stoel’ te gaan zetten en blijft ieder in zijn/haar kracht’, aldus Van Kampen.  

Tips  

Wil je binnen jouw gemeente aan de slag met het doorontwikkelen van cliëntondersteuning voor inwoners met een auditieve beperking? Dan hebben Van Kampen, Van Dinteren en De Ruiter enkele tips:  

  • Zoek samenwerking regionaal op. Door regionale samenwerking te versterken, zowel met andere gemeenten als met expertorganisaties, vergroot je je bereik, je beschikking tot expertise en de ondersteuningsmogelijkheden.  
  • Heb begrip voor de leefwereld van mensen met een auditieve beperking. Wees je ervan bewust dat dove en slechthorende inwoners tegen specifieke problemen aanlopen en dat dit een specifieke oplossing vereist. Uit het behoefteonderzoek kwam bijvoorbeeld naar voren dat het voor mensen met een auditieve beperking erg frustrerend is om ieder jaar een herbeschikking te moeten aanvragen. Dit, terwijl het allang duidelijk is dat hun problematiek vaak niet zal verdwijnen. Probeer als gemeente de aandacht juist de richten op wat de inwoner wél kan. 
  • Toon begrip voor de situatie van expertorganisaties. Expertorganisaties nemen veel taken op zich. Daarnaast is het, vanuit hun regionale functie, erg bewerkelijk om op gemeenteniveau op de hoogte te zijn van alle routes en procedures. Erken dit, heb hier begrip voor en maak in samenspraak realistische werkafspraken.