Gemeenschappelijk wonen van ouderen

Welke lessen trekken we uit gemeenschappelijke woonprojecten in Amsterdam?

Met het ouder worden neemt de behoefte toe aan een veilige en geborgen woonomgeving. Dan kan gemeenschappelijk wonen een uitkomst zijn. Movisie hield dertien interviews met bewoners van bestaande wooncomplexen, ouderenadviseurs, de gemeente en woningcorporaties in Amsterdam. Lees de bevindingen van Hanan Nhass, Jan Willem van de Maat en Marion Herder.

Hanan: ‘De kern van onze verkenning bestaat uit het bestuderen van bestaande projecten om daar lessen uit te trekken voor de toekomst. We hebben verschillende wooncomplexen bezocht en met betrokkenen gesproken, zoals bewoners, initiatiefnemers, gemeente – en ouderenadviseurs en medewerkers van woningcorporaties. Door hun ervaringen hebben betrokkenen in Amsterdam al een goed beeld van wat er allemaal komt kijken bij gemeenschappelijk wonen van ouderen. Maar hoe zit dat in andere gemeenten?

Als kennisinstituut hebben wij die lessen in Amsterdam opgehaald om ze vervolgens landelijk te verspreiden, zodat ook andere gemeenten er hun voordeel mee kunnen doen.’ 

Wat was de aanleiding voor het onderzoek?

Hanan: ‘De gemeente Amsterdam bracht op een gegeven moment de programma’s ouderenhuisvesting enerzijds en de aanpak van eenzaamheid anderzijds bij elkaar. De gedacht was: eenzaamheid kan deels opgelost worden via gemeenschappelijk wonen. Er is een lerend netwerk ontstaan met mensen uit onder andere de gemeente, ouderen die gemeenschappelijk willen wonen, architecten en Movisie als kennisinstituut. De gemeente wil meer mogelijkheden voor ouderen om gemeenschappelijk te wonen en de vraag was: wat kunnen we leren van bestaande projecten waar ouderen gemeenschappelijk wonen?’ 

Voor welk probleem is gemeenschappelijk wonen een oplossing?

Jan Willem: ‘Het besef dat de vergrijzing nu echt aan de gang is en niet meer iets is van de toekomst, daalt bij veel gemeenten in. Na een berekening van het aantal ouderen dat hun gemeente in de nabije toekomst telt, blijkt een mismatch met het aantal voor ouderen geschikte woningen dat daar tegenover staat. Tot voor kort konden ouderen verhuizen naar een verzorgingshuis. Dat had een functie: de gezondheid neemt af, je geheugen wordt minder, dan is het fijn dat je in een geborgen omgeving woont, een logische behoefte die gepaard gaat met het ouder worden.

Gemeenten en woningcorporaties staan voor een uitdaging

Inmiddels kun je niet meer in een verzorgingshuis terecht. Alleen bij zeer ernstige gezondheidsproblemen kun je opgenomen worden in een verpleeghuis. Wie daar niet voor in aanmerking komt, moet zelfstandig blijven wonen. Ook als mensen zich kwetsbaarder voelen en behoefte hebben aan meer geborgenheid. Gemeenschappelijk wonen kan dan een oplossing zijn, voor wie dat wil.’ 

Hoe ontstaat een gemeenschappelijk woonproject?

Marion: ‘We hebben ontdekt dat je – zeker in grote steden met woningnood – beter kunt beginnen met het vinden van een locatie dan met het samenstellen van een groep ouderen. Logisch, want dan weten zij waar ze terechtkomen. Nu gebeurt het vaak nog andersom; gemeenschappelijk wonen is nog niet zo oud en al doende leert men.

Gemeenten en woningcorporaties staan voor de uitdaging hoe zij de beschikbare woonruimte verdelen. Wie geef je voorrang: een groep van twintig ouderen die zichzelf heeft georganiseerd, of individuen die niet georganiseerd zijn, maar wel behoefte hebben om gemeenschappelijk te wonen? Het is voor gemeenten verstandig om ook voor die laatste groep oog te hebben. Hoe groot is die groep? Wie zijn het? En hoe zorg je dat die individuen een gemeenschap gaan vormen?’

De gemiddelde trajectduur van een gemeenschappelijk woonproject is zeven jaar

Hoe lang duurt het opzetten van een gemeenschappelijk woonproject?

Hanan: ‘De gemiddelde trajectduur is ongeveer zeven jaar. Dat heeft te maken met de samenwerking tussen gemeenten en woningcorporaties en het vinden van geschikte locaties. Als een groep geen eigen vermogen heeft, ben je afhankelijk van andere partijen, wat de wachttijd verlengt. Wie gemeenschappelijk wil wonen, heeft dus een lange adem nodig. Bij de Amsterdamse woongemeenschap Andalus werden sleutelfiguren uit de Marokkaanse gemeenschap ingezet om potentiële bewoners te informeren. Dat is nodig, bijvoorbeeld om het beeld te kantelen dat het om een verkapt bejaardentehuis zou gaan.’ 

Gaat het gemeenschappelijk wonen altijd goed?

Marion: ‘De kans dat een gemeenschappelijk woonproject slaagt, hangt voor een groot deel af van de gemeenschappelijkheid van de bewoners. Dat kunnen overeenkomsten zijn in levensstijl – roze ouderen, ouderen die veel met duurzaamheid of vegan bezig zijn – maar ook culturele, etnische of religieuze overeenkomsten. Zo bezochten we de Akropolistoren, een woongemeenschap op humanistische grondslag. Die gemeenschappelijkheid zorgt voor snellere onderlinge binding. 

Fijn wonen in een woongemeenschap gaat niet vanzelf. Voor die gemeenschappelijkheid is het van belang dat er een aanjager is die de gemeenschapszin in gang zet – een welzijnsorganisatie, de woningcorporatie of een vrijwilliger. Dat aanjagen is een voortdurend proces, het vereist een investering om te voorkomen dat de gemeenschappelijkheid stilvalt. En uit onze interviews bleek dat er soms onenigheid in een groep kan ontstaan, waardoor het gevoel van geborgenheid ver weg is. Daar moet je vooraf over nadenken: wie grijpt in als dat nodig is?’  

Lees ook het rapport over Gemeenschappelijk wonen van ouderen

Kan gemeenschappelijk wonen eenzaamheid onder ouderen verlichten?

Jan Willem: ‘Op basis van praktijkervaringen vermoeden we van wel, maar we hebben daar geen wetenschappelijke bewijzen voor gevonden. Het is nog niet goed onderzocht. Het is plausibel dat gemeenschappelijk wonen eenzaamheid voorkomt of verlicht, alleen al doordat je in beeld bent bij anderen en niet anoniem op driehoog achter woont. Zo voorkom je bovendien dat mensen onopgemerkt overlijden. Ook daarom vinden gemeenten in hun aanpak van eenzaamheid gemeenschappelijk wonen een belangrijke optie.’

Wat is momenteel de situatie van migrantenouderen als het gaat om gemeenschappelijk wonen?

Hanan: ‘Migrantenouderen zijn kwetsbaarder dan in Nederland geboren ouderen. Door de taalbarrière zijn deze ouderen afhankelijker van hun kinderen. Je ziet dan ook dat kinderen bij volmacht in het bestuur van zo’n woongemeenschap zitten; zij begrijpen beter waar het over gaat en kunnen de schakel vormen tussen de ouderen – en hun wensen en behoeften – en de andere betrokken partijen, zoals gemeente en woningcorporatie. Die afhankelijkheid maakt migrantenouderen mogelijk kwetsbaarder voor eenzaamheid. Dit zie je terug in meerdere studies waarin eenzaamheidsgevoelens onder ouderen van Turkse en Marokkaanse herkomst worden gemeten.’  

De dienstverlening moet hierop worden aangepast, zegt Hanan. ‘Bij de Amsterdams-Marokkaanse woongroep Andalus helpt een vrijwilliger wekelijks om samen met de ouderen ingewikkelde brieven door te nemen; de ouderen kunnen op hun sloffen naar de gemeenschappelijke ruimte om van deze ondersteuning gebruik te maken. Gemakkelijk voor hen én het verlicht de mantelzorg die door hun kinderen wordt gegeven. Deze kinderen voelen de morele, religieus geïnspireerde opgave om voor hun ouders te zorgen, maar fulltime mantelzorg is lastig te combineren met kostwinner zijn. Je ouders uit handen geven gaat tegen de gewoonten in, daarom zie je soms schrijnende gevallen van ouders die te lang thuis blijven wonen.

Overigens is gemeenschappelijk wonen alleen geschikt voor ouderen die nog zelfstandig kunnen wonen. Dit heeft te maken met het ouder worden van de groep en de balans die er moet zijn tussen vitale ouderen en ouderen die zorg nodig hebben.’ 

Beperkt een lager inkomen de mogelijkheden van migrantenouderen voor gemeenschappelijk wonen?

‘De positie van migrantenouderen is ook op de woningmarkt kwetsbaar. Dat heeft vooral te maken met hun inkomen. Door de migratie zijn zij pas op latere leeftijd AOW gaan opbouwen. Het gevolg is een flink gat in het inkomen. Een lager inkomen betekent vaak een slechtere woning: je komt alleen in aanmerking voor sociale huur, vaak in een minder florerende wijk van de stad met minder sociale cohesie. Het inkomensprobleem hoeft geen belemmering te zijn om gemeenschappelijk te gaan wonen, als de gemeente gemeenschappelijk wonen bekostigt via sociale huur. In ons onderzoek waarschuwen we voor het ontstaan van uitsluitingsmechanismen, zeker wanneer bestaande woongroepen toekomstige bewoners zelf mogen uitkiezen.’ 

Beïnvloedt het samenwonen door migrantenouderen de integratie met andere ouderen?

Hanan: ‘Gemeenteraden debatteren over de vraag of gemeenschappelijk wonen integratie bevordert of belemmert. Uit interviews met experts op dit vlak blijkt vooral het eerste. Als jij je goed voelt doordat je prettig woont met leeftijdsgenoten die dezelfde achtergrond hebben, zul je je soepeler bewegen binnen de samenleving en gemakkelijker naar buiten treden, ook in letterlijke zin. Herkenning is belangrijk; in het algemeen moet je van ouderen in de laatste levensfase niet verwachten dat ze bijvoorbeeld heel anders gaan eten. Bij gemeenschappelijke maaltijden helpt het dus als de bewoners een gemeenschappelijke achtergrond hebben. Ook maak je een Marokkaanse oudere niet blij met een bingoavond, deels vanwege laaggeletterdheid en ook omdat zij niet gewend zijn spelletjes te spelen. De mannen waren altijd gewend hard te werken en de vrouwen waren vooral met de kinderen en het huishouden bezig. Uitjes die het nu goed doen bij ouderen zijn bijvoorbeeld moskeebezoek en naar de markt gaan.’

Hanan hoorde over een prachtig voorbeeld van hoe een migranten-woongroep kan integreren in de samenleving. ‘Andalus is tegenover een moskee gesitueerd. Op een dag was daar een uitvaart van een jongen uit die gemeenschap. De moskee stroomde vol met jongeren die hem de laatste eer wilden bewijzen, zó vol dat jongeren zelfs op straat moesten staan. De woongroep heeft toen de gemeenschappelijke ruimte beschikbaar gesteld. Door letterlijk hun deuren open te stellen, raakten ze maatschappelijk betrokken.’  

Aanbevelingen

  • Zoek eerst een locatie, daarna pas bewoners.
  • Bedenk vooraf wie verantwoordelijk is als er onenigheid ontstaat.
  • Zorg voor iemand die de gemeenschappelijkheid in gang zet en monitort.
  • Voor gemeenten en woningcorporaties: ga soepel om met de verdeelregels en regels omtrent de wachttijd. Denk daarbij vanuit de locatie en neem alle belangen mee, zodat het eerlijk blijft en er woongroepen ontstaan die goed functioneren. 
  • Lees ook het rapport Gemeenschappelijk wonen van ouderen.