Lexicon Nabijheid en Sociaal Werk: relationeel sociaal werk(en)
In het Lexicon Nabijheid en Sociaal Werk bespreken uiteenlopende experts 40 veelgebruikte en veelzijdige nabijheidstermen. Verschillende kennisbronnen over nabij sociaal werken worden in het Lexicon met elkaar verbonden. Wetenschappelijke expertise, kennis uit de praktijk en het beleid en uit ervaring komen samen. Kristel Driessens (onderzoeker aan het Onderzoekscentrum Sociale Inclusie van de Karel de Grote Hogeschool en professor Master Sociaal Werk van de Universiteit Antwerpen) schreef het lemma 'relationeel sociaal werk(en)'. Wij vroegen Kristel Driessens: waarom zouden sociaal werkers kennis moeten nemen van het begrip relationeel sociaal werken?
Driessens: ‘Voor mij is relationeel werken een hoeksteen van sociaal werk. Niemand kan zonder verbinding te maken met de mensen waarvoor en waarmee men samenwerkt (de cliënten, de bewoners, de groepsleden etc.). De relatie is eigenlijk het belangrijkste instrument dat sociaal werkers hebben om hun werk kwaliteitsvol en duurzaam te doen. Ik wil pleiten voor een krachtgerichte werkrelatie: via nabij te zijn kan je vertrouwen opbouwen en een veranderingsproces op micro-, meso- of macro-niveau op gang brengen. Voor mij zijn nabijheid, partnerschap en werken in wederkerigheid essentiële elementen van relationeel werken.
Tijdens het symposium 'Levend Lexicon: theorie over sociaal werk in de praktijk gebracht' op 20 november zal Driessens meer vertellen over dit onderwerp. Lees hier meer en meld je gratis aan.
'Voor mij zijn nabijheid, partnerschap en werken in wederkerigheid essentiële elementen van relationeel werken'
Fabio Folgheraiter, verbonden aan de universiteit van Milaan, heeft het denken rond relationeel sociaal werken taal gegeven. Hij zegt: “Een sociaal werker ondersteunt een persoon of probeert een verandering te weeg te brengen, vertrekkend vanuit het actorschap van de persoon.” Dus hij gelooft sterk in de capaciteiten van mensen zelf, daar als sociaal werker een appèl op doen en ook het netwerk van mensen daarin betrekken. De kiemen van verandering zitten al in de dynamiek van wat er gaande is, maar ergens loopt dat wieltje vast. Dan is het aan de sociaal werker om het wieltje te laten draaien, dat te faciliteren, met de cliënt in de regie: wat wil hij of zij zelf? Waar zitten de prioriteiten en doelstellingen? Het is de sociaal werker die mee op pad gaat en onderzoekt waarin hij kan ondersteunen. De dialoog, de relatie, is daarbij essentieel.’
‘Ik heb in het lemma een aantal sociologen besproken die de samenwerkingsrelatie met een professional kritisch analyseren. Deze sociologen laten zien dat elke sociaalwerk-relatie ook een ongelijke relatie is, een machtsrelatie. Het is heel belangrijk om reflectief te blijven en na te gaan hoe je als sociaal werker met die macht omgaat. Macht hoeft helemaal niet negatief te zijn. Foucault zegt bijvoorbeeld dat er ook positieve macht is. Daar zijn sociaal werkers al heel hard mee bezig: faciliteren, ondersteunen en zorgen dat mensen autonomer worden. Zodanig dat ze kracht vinden om het ook zelf en met hun netwerk aan te pakken. Habermas heeft het over communicatief handelen. Habermas stelt dat er een leef- en een systeemwereld is. Sociaal werkers werken eigenlijk in die systeemwereld, maar komen in de leefwereld van mensen. Maar er moet voldoende aandacht zijn voor het leefwereldaspect, voor wat mensen zelf willen. Dit kan vanuit communicatief handelen.
'De doelstelling is om mensen te versterken en hun handelingsmogelijkheden te verruimen'
Van fundamenteel belang in relationeel werken is samenwerken vanuit gelijkwaardigheid. We mogen daarbij mensen niet beperken. Doelstelling is juist om hen te versterken en hun handelingsmogelijkheden te verruimen. Dus dat zou je toetssteen moeten zijn in een relatie waar ook macht speelt. Ben ik nu mensen aan het beperken, controleren of aan het straffen? Of ben ik de mogelijkheden van mensen aan het verruimen? Sennett spreekt ook over dialogische samenwerking. Hij zegt: “Je moet je als sociaal werker bewust zijn van je positie, want er is een ongelijke positie. Dat belemmert ook het relationele, want mensen zien jou in die functie als iemand die misschien toch wel controle kan uitoefenen. Dus het is heel belangrijk nederig te zijn in die positie om toch aansluiting te kunnen vinden bij mensen.”
Ik heb in mijn eigen onderzoek mensen in armoede bevraagd over die samenwerkingsrelatie. Zij vertelden dat ze inhoudelijke ongelijkheid geen probleem vinden. Ze verwachten ook dat de sociaal werker een expert is: dat hij een gids, vakman of bemiddelaar kan zijn. Waar het vaak fout loopt is het relationele aspect. Als cliënten relationele ongelijkheid ervaren hebben ze het gevoel dat ze afhankelijk worden gemaakt of gehouden. Ze voelen zich alsof ze geen kansen krijgen, overheerst of gecontroleerd worden en zelf geen greep meer op hun leven hebben. Uit mijn onderzoek bleek dat een afstandelijke, bureaucratische relatie afhankelijkheid creëert. Het is de nabije, gepersonaliseerde relatie, de zorg op maat en het emancipatorische, die ervoor zorgen dat zij op een duurzame manier vooruit kunnen en ze het gevoel hebben dat er wordt samengewerkt.
Kortom, vertrekkend vanuit het cliëntperspectief, in nabijheid van mensen proberen hun mogelijkheden te verruimen: dat doe je in relationeel werken. Ik geloof sterk in de kracht van de relatie in het sociaal werk.’