‘Niets is wat het lijkt, dat heb ik wel geleerd.’

De wet meldcode helpt professionals bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Aan de hand van vijf stappen weten professionals of ze een melding moeten doen of niet. Maar de praktijk is ingewikkelder en onder elke stap gaan ‘duizend-en-één vragen en dilemma’s’ schuil. We delen portretten om professionals te ondersteunen bij dilemma’s bij de meldcode. Judith is gezinswerker in een lokaal wijkteam. Dit is haar verhaal.

‘Via school raakte ik betrokken bij dit gezin. Het zoontje van vier was net begonnen in groep 1, en school vermoedde een ontwikkelingsachterstand. Daarbij was zijn vader terminaal ziek. De vraag was of dit gezin steun kon krijgen bij zowel de start van de zoon op school als de situatie thuis.

Kort daarna overleed de vader. Met de moeder raakte ik in gesprek over de laatste periode met haar man. Die was heel dominant geweest. De dochters (17 en 19 jaar) moesten steeds bij hem zitten, gesprekken met hem voeren of hem voorlezen. Daardoor misten ze dingen op school en lukte het niet om hun huiswerk te maken.

Dilemma's bij de meldcode

De wet meldcode helpt professionals bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Aan de hand van vijf stappen weten professionals of ze een melding moeten doen of niet. De praktijk is een stuk ingewikkelder dan alleen maar het volgen van de vijf stappen. Onder elke stap gaan ‘duizend-en-één vragen en dilemma’s’ schuil. Want wat versta je precies onder onveiligheid en wanneer wordt gedrag zorgelijk? Hoe blijf je helder en onbevooroordeeld kijken naar het gezin? En wat moet er gebeuren als het spannend wordt? Aan de hand van twee portretten word je meegenomen in de dilemma’s van professionals. Hoe hebben zij antwoorden gevonden? En wat kan jij daar als professional van leren? Het Nederlands Jeugdinstituut en Movisie delen deze twee portretten om professionals te ondersteunen bij de dilemma’s van professionals bij de meldcode. Lees ook het verhaal van Desirée.

De moeder had zelf een moeilijke jeugd gehad. Zij was geadopteerd, en bij een gezin terechtgekomen waar ze mishandeld werd. Fysiek geweld, maar ook vernederen, kleineren en haar zelfbeeld omlaag praten. Op haar 17e was ze uit huis gegaan, en al snel trouwde ze. Nu haar man was overleden, vertelde ze, kon ze voor het eerst in haar leven zelf keuzes maken. Ze sprak daar ook over met de praktijkondersteuner bij de huisarts.

In mijn gesprekken met de twee dochters vertelden zij dat ze het rustiger vonden nu hun vader er niet meer was.

‘Fysiek geweld, maar ook vernederen, kleineren en haar zelfbeeld omlaag praten.’

Ze kwamen weer aan school toe en konden een bijbaantje nemen. Het zoontje had zijn weg gevonden in de klas. Er was positiviteit en het ging voorspoedig met de kinderen. Na een tijdje hebben we de begeleiding afgesloten.

Een jaar later kwam ik op m’n werk. Twee collega’s vertelden dat we een tijdelijk huisverbod binnen hadden gekregen, van een oude casus van mij. Omdat ik de dag ervoor afwezig was, hadden zij het eerste gesprek gevoerd. Toen ze mij vertelden dat het om dit gezin ging, en wat er was gebeurd, viel mijn mond open van schrik.

De moeder was dronken geweest en had gedreigd met geweld, en de kinderen hadden zichzelf opgesloten in een van de slaapkamers. Uiteindelijk heeft de politie de moeder meegenomen om haar elders haar roes te laten uitslapen. Vervolgens zijn de kinderen gehoord. De dochters vertelden dat moeder vaker dronken was, en dan lag te slapen op de bank, of agressief was tegen de kinderen. Die avond wilden de zussen hun broertje beschermen door hem bij zijn moeder weg te houden.

De dochters deden tegenover de politie een boekje open over de thuissituatie.

Langdurig had er mishandeling plaatsgevonden. Fysieke dreiging en geweld, en de kinderen werden continu bekritiseerd, afgekraakt en gekleineerd. Die avond is de politie ook naar boven gegaan. Op de deur van een van de slaapkamers zat een hangslot. Het bleek dat de moeder het normaal vond om het jongetje in zijn kamer op te sluiten.

Ik schrok enorm toen ik dit hoorde. Van de heftigheid van de mishandeling, en ook van het hangslot. Dit was al lang aan de gang, en misschien ook al toen ik bij het gezin thuis kwam. Maar ik was altijd beneden geweest. Als hulpverlener ben ik bij een gezin te gast, dus ik ga niet zonder aanleiding in huis rondkijken.

Maar hoe kan het dat ik dit niet had gemerkt? Ik voelde dat ik gefaald had. Ik ben een hulpverlener die oog moet hebben voor wat er gaande is in een gezin. Hier had ik een heel stuk van de situatie gemist. Ik voelde schaamte en een schuldgevoel naar de kinderen. Als ik dit eerder had geweten, hadden zij minder lang in deze situatie hoeven zitten. Ik voelde me verantwoordelijk als de professional die dit had moeten zien.

Achteraf heb ik me afgevraagd of ik signalen heb gemist. Ik weet nog dat ik het opmerkelijk vond dat het jongetje op de eerste dag meteen bij mij op schoot kwam zitten. Vanuit mijn opleiding en werk weet ik dat het opvallend is als een kind dat je niet kent zo snel zo nabij komt. Ik heb dat opgemerkt, maar niet direct als zorg bestempeld.

Ik voelde ook boosheid naar de moeder, omdat zij zich zo anders naar mij had voorgedaan dan ze was. In onze gesprekken kreeg ik de indruk dat moeder in haar ouderschap zorgzaamheid en ruimte wenste voor haar kinderen, juist vanwege haar eigen kwetsbare verleden. Maar mijn collega’s vertelden me wat moeder tegen hen had gezegd, als verklaring voor haar gedrag: 'Ik wil niet dat mijn kinderen een betere jeugd hebben dan ik zelf heb gehad.' Die opmerking shockeerde mij. Dit was niet uit onmacht, maar dit was moedwillig je kinderen slecht behandelen. Daarin kon ik me totaal niet verplaatsen.

 ‘Ik heb dat opgemerkt, maar niet direct als zorg bestempeld.’

De vraag was of ik de begeleiding van dit gezin weer zou oppakken. Maar ik voelde dat ik, met mijn pijn, boosheid en schuldgevoel, niet de aangewezen persoon was. Ik kon er geen streep onder zetten, en oprecht gaan verkennen wat zij nodig hadden om na het huisverbod met elkaar verder te gaan. Ik was zelf te veel geraakt.

Als ik terugkijk, ben ik daar nog het meest tevreden over. Dat ik die afweging heb gemaakt, op basis van de informatie die er was, maar ook wat het met mij had gedaan. Als hulpverlener neem je jezelf immers altijd mee in de begeleiding van een gezin.

Sinds deze ervaring ben ik voorzichtiger geworden met het beeld dat iemand voor mij wil schetsen. Niets is wat het lijkt, dat heb ik wel geleerd. Ik ben alerter: probeert iemand mijn bril te kleuren? Wat wil diegene wel en niet vertellen? Ik maak dat ook bespreekbaar bij cliënten, en praat daarover met collega’s en samenwerkingspartners.

Maar terugkijkend denk ik soms ook: wat ben ik blind geweest. Ik probeer mild naar mezelf te zijn. Het kan gebeuren dat je een keer iets niet ziet. Maar ik vind dat moeilijk. Ik zal altijd de drive hebben om alles op tafel te krijgen wat ertoe doet voor een kind.’

Dit verhaal is eerder gepubliceerd tijdens de Week tegen kindermishandeling.