‘We kunnen het ons niet veroorloven achterover te leunen’

Interview met Eddo Verdoner, Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding

Eddo Verdoner werd eerder dit jaar benoemd als Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding (NCAB). Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) sprak met hem. Onder meer over het belang van deze functie en Verdoners ambities. ‘Antisemitisme verandert steeds. Het muteert. Je ziet elke keer een andere variant naar boven komen.’

Sinds 1 april 2021 ben je Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding (NCAB) bij de Rijksoverheid. Wat was de aanleiding voor deze aanstelling?

‘Er zijn meerdere aanleidingen. Ten eerste is er een toename van het aantal antisemitische uitingen. Daardoor is er veel onrust in de Joodse gemeenschap en ook daarbuiten. De tweede reden is dat er een versnipperde aanpak is. Omdat antisemitisme bij verschillende ministeries ligt, maar ook op verschillende plekken bij de lokale overheid. Een derde reden is dat de aanpak die er is vaak incidenteel gestuurd is. In plaats van een lange termijn aanpak die ook echt kijkt naar oorzaak en gevolg. En als laatste is vanwege al deze redenen ook vanuit de Europese Unie elk land aangeraden om een nationaal coördinator aan te stellen om het probleem aan te pakken. Nederland geeft hier nu ook gevolg aan.’

Waarom is bewustwording op het gebied van antisemitisme belangrijk?

‘Antisemitisme verandert steeds. Het muteert. Je ziet elke keer een andere variant naar boven komen. In Rusland werd de Joden verweten dat ze kapitalisten waren. In het Westen waren het juist weer de communisten die Joods waren. Nu zijn de Joden de veroorzakers van het coronavirus of juist weer degenen die profiteren van de bestrijding ervan. We kunnen het ons niet veroorloven om achterover te leunen en te denken dat het wel over gaat. We moeten antisemitisme gelijk herkennen en aanpakken. Dat vergt actief beleid.’   

Op een gegeven moment wordt het bijna normaal. En kun je het niet meer bestrijden.

Welke uitingsvormen heeft antisemitisme?

‘Dat zijn er heel veel. Antisemitisme komt tot uiting in de publieke ruimtes, zoals in de media, op het internet en op social media. Het komt tot uiting in sportruimtes, zoals bijvoorbeeld voetbalstadions. Maar het komt ook terug op scholen. Of op werkplekken.’

Kun je een voorbeeld geven?

‘Een uiting van antisemitisme is bijvoorbeeld een Joodse leerling die door zijn medeleerlingen wordt gepest om het feit dat hij/zij Joods is. Of iemand uit de Joodse gemeenschap die wordt aangesproken op het Joods zijn en zich moet verantwoorden als er in het buitenland iets gebeurt. Dat zijn uitingen waar ik me veel zorgen over maak, omdat ze voor de buitenwereld onzichtbaar zijn. Andere uitingen zijn de leuzen die je hoort in voetbalstadions. Het lijkt alsof we daar veel te lang niet op hebben gereageerd. Dat we dat hebben gedoogd. Vanuit de stadions komt het vervolgens op social media of in de apps terecht. En vervolgens op school of op de werkplek. Op een gegeven moment wordt het bijna normaal. En kun je het niet meer bestrijden. Als we een tolerant land willen blijven dan moeten we stoppen met dat te gedogen. Het is tijd dat we een grens trekken.’

Kun je je werk als NCAB beschrijven?

‘Mijn werk als NCAB bestaat uit meerdere onderdelen. Een ervan is het kijken naar en bestuderen van de keten van antisemitismebestrijding van begin tot eind. Wat zien we aan incidenten? Hoe kun je die meten? Hoe kunnen we de achtergronden van die incidenten duiden? Hoe duiden we groeperingen die de incidenten plegen, zodat je gericht beleid kunt maken? Maar ook bekijken of en hoe partijen op social media een bepaalde rol kunnen spelen hierin. En wat betekent handhaven in juridische zin? Wanneer doe je aangifte? Indien je aangifte doet, hoe zorg je er dan voor dat dit goed wordt opgenomen bij de politie zodat de politie daar ook een vervolg aan kan geven? En waar leidt het toe in de rechtszaal? Zijn de wetten zo opgesteld dat incidenten ook uiteindelijk in de rechtszaal tot een veroordeling kunnen leiden? En leidt dit dan vervolgens tot minder incidenten? Dus de hele keten bekijken en bestuderen vormt een belangrijk deel van het werk. Een tweede onderdeel is inzoomen op wat er lokaal gebeurt. Kunnen we, samen met partners in de samenleving, een impuls geven aan antisemitismebestrijding op bijvoorbeeld scholen en sportverenigingen? Ik wil dat scholen niet alleen de Holocaust behandelen maar ook aandacht geven aan antisemitisme zoals het zich vandaag de dag manifesteert. En dat het onderwerp antisemitisme ook bij sportverenigingen aan de orde komt.

Een derde onderdeel is het werken aan het herdenken van de Holocaust en het vieren van het jodendom. Hoe kunnen we dit kracht bijzetten? Het blijven vertellen van het verhaal van de Holocaust zorgt voor begrip van waar antisemitisme toe kan leiden. Naast het herdenken van de Holocaust is het koesteren van het tegenwoordige Joodse leven echter ook belangrijk. Onbekend maakt immers onbemind. Mijn werk als NCAB houdt ook in aanspreekpunt zijn voor de Joodse gemeenschap. En signalen oppikken vanuit die gemeenschap en deze overbrengen aan de centrale overheid. En tot slot kijk ik, samen met internationale collega’s, grensoverstijgend naar de aanpak van antisemitisme. Kunnen we die aanpak verstevigen? Wat werkt goed en wat kunnen we overnemen naar de Nederlandse praktijk? Of juist vanuit de Nederlandse praktijk delen met andere landen?’

Door te herdenken staan we stil bij de verschrikkingen waar antisemitisme toe kan leiden.

Hoe verhoudt de Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding (NCAB) zich met de recent aangestelde Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme (NCDR)?

‘Uiteraard werken we goed samen. De komende tijd zullen we kijken hoe we die samenwerking verder vorm gaan geven in structurele zin. Antisemitisme is door de eeuwen heen altijd aanwezig geweest. Het is daarbij de kanarie in de kolenmijn*. Als het aantal uitingen van antisemitisme stijgt, slaat dat meestal ook over op andere groeperingen in de samenleving. Helaas is het aantal uitingen de laatste jaren enorm gegroeid, in weerwil van de lessen die de Tweede Wereldoorlog ons heeft geleerd. Dat maakt samenwerking essentieel.’

Wat verwacht je van gemeenten in het algemeen als het gaat om tegengaan van antisemitisme?

‘Allereerst is het belangrijk dat de gemeente goed zicht heeft op hoe de lokale Joodse gemeenschap haar veiligheid ervaart. Ook het meten en opvolgen van incidenten binnen de gemeente is van groot belang. Ik verwacht daarnaast ook van gemeenten dat er gekeken wordt naar voorlichting en educatie. Wordt er op sportverenigingen en scholen afdoende aandacht besteed aan antisemitisme? Worden er herdenkingen georganiseerd? En zijn er initiatieven op het gebied van Joods leven? Het zou mooi zijn als de burgemeester en het college aanwezig zijn bij de viering van Joodse feestdagen in de stad. Het beste middel in de strijd tegen antisemitisme is het gewoon maken van Joods leven.’

Wat is de betekenis van de Kristallnachtherdenking in de aanpak van antisemitisme in Nederland?

‘De Kristallnacht was de voorbode van de Holocaust. De gebeurtenissen op 9 november 1938 waren voor Nederland echter reden om de grenzen juist te sluiten voor Joodse vluchtelingen. Tot de dag van vandaag is dit moeilijk te bevatten. De Kristallnacht en de reactie daarop vormden een waarschuwing voor de verschrikkingen die komen gingen. We moeten we dit blijven herdenken.’

Welke rol hebben gemeenten hierin?

‘Gemeenten kunnen een lokale herdenking organiseren. Maar ook in lokale pers of tijdens een vergadering aandacht hieraan besteden is belangrijk. Door te herdenken staan we stil bij de verschrikkingen waar antisemitisme toe kan leiden. Die lessen moeten we blijven herhalen, generatie op generatie, opdat we nooit vergeten.’

* Als je het hebt over ‘een kanarie in een kolenmijn’ spreek je over iets dat gevoelig is voor ongunstige omstandigheden en dus prima werkt als indicator bij gevaar of problemen. Het is een toespeling op de gekooide kanaries die de mijnwerkers meenamen in de mijngangen. Kwamen er gevaarlijke gassen vrij, stierven eerst de kanaries en konden de werkers zich nog tijdig uit de voeten maken.

Auteur: Judith Snel