'Gezond verstand is niet genoeg, gemeenten hebben kennis nodig'
De meerderheid van gemeenten heeft een draai gemaakt naar doen wat werkt, zegt VNG-directeur Jantine Kriens over de veranderingen in het sociale domein. Vele werken vanuit een opgave, in overleg met inwoners, professionals en andere partijen. ‘Pas wanneer beleid, praktijk en kennis samenkomen, kun je echt meters maken.’
Lang voordat Jantine Kriens directeur werd van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten hield ze zich als ambtenaar (Rotterdam, ministerie OCW) jarenlang bezig met onderwijsachterstanden. ‘We weten al decennialang wat werkt,’ zegt ze. Om vervolgens een rijtje punten op te dreunen, zoals nadruk leggen op basisvaardigheden (rekenen, schrijven, lezen), een veilig en ordelijk schoolklimaat creëren, hoge verwachtingen hebben van kinderen. ‘Maar tot op de dag van vandaag passen veel leerkrachten die dingen niet toe. Omdat ze soms contra-intuïtief zijn, omdat leerkrachten denken dat ze bijvoorbeeld eerst moeten werken aan sociale vaardigheden.’
Waarmee Kriens wil zeggen: je kunt wel weten wat werkt, maar als die (wetenschappelijke) kennis in de praktijk niet wordt toegepast, schieten we er weinig mee op.
Op 21 januari organiseerden Movisie, Sociaal Werk Nederland en de gemeente Alphen aan den Rijn het landelijk congres Samen sturen op doen wat werkt in het sociaal domein in het stadhuis van Alphen aan den Rijn. Lees het verslag en bekijk de aftermovie.
Gescheiden werelden
Doen wat werkt – in de ogen van Kriens betekent dat bovenal het samenbrengen van beleid, praktijk en wetenschap / kennis. ‘Alleen als die driehoek op alle punten volwaardig is ingevuld, maken we echt meters,’ zegt de oud-wethouder en loco-burgemeester van Rotterdam.
Een overheid die vooral beleid maakt? ‘Dat was nog niet zo lang geleden de norm. Nadat de nota was geschreven, gingen alle professionals weer hun goddelijke gang.’ Werken vanuit de praktijk? Dan doe je misschien niet de juiste dingen. Kennis ontwikkelen? Goed, maar wat heb je eraan als daar niks mee gebeurt. ‘De decentralisaties van het sociale domein heeft de drie werelden wel nader tot elkaar gebracht,’ zegt Kriens. ‘Maar nog altijd communiceren ze niet vanzelfsprekend met elkaar. Het zijn nog wat gescheiden werkelijkheden.’
De opgave centraal
Evengoed ziet Kriens een omslag in hoe gemeenten omgaan met het sociale domein. Ze wijst op de vele coalitieakkoorden die na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 zijn gesloten waarin veelal de opgave centraal staat, het maatschappelijke doel. De manier waarop dat doel kan worden bereikt, moet daarna worden ontwikkeld in overleg met burgers, professionals en andere partijen.
‘Opgavegericht werken is alweer jargon geworden,’ zegt Kriens. ‘Het is wezenlijk anders dan een probleem benoemen en de oplossing topdown formuleren. Gemeenten realiseren zich dat ze het niet in hun eentje kunnen.’
Een treffend voorbeeld is de manier waarop Alphen aan den Rijn de nieuwe Wmo-taken invulde. De gemeente schreef een brede opdracht uit, die alleen een collectief van zorg- en welzijnsorganisaties zou kunnen invullen. Dat collectief wordt nu zoveel mogelijk beoordeeld op het maatschappelijke resultaat, niet op de hoeveelheid werk dat het verricht. ‘Een fraai staaltje,’ zegt Kriens. ‘Niet denken vanuit de institutionele wereld, maar vanuit wat nodig is voor de samenleving,’
Jantine Kriens
Kleine gemeenten voorop
Vooral bij kleine gemeenten, zoals Súdwest-Fryslân en het Limburgse Peel en Maas, met vele kleine kernen, heeft de VNG-directeur een snelle omschakeling naar meer burgerparticipatie waargenomen, naar zoeken naar wegen om burger zoveel mogelijk te betrekken. ‘Een overheid van de burger, niet voor de burger. Bij kleine gemeenten ligt het tempo vaak hoger. Gesprekken met bewoners, kennis binnenhalen, zijn makkelijker te organiseren. Bewoners komen er in de lead te staan.’
Dat zegt, ten overvloede, op zichzelf niets over de kwaliteit van de uitkomst. Voor doen wat werkt, is meer nodig. ‘Bewoners erbij betrekken is een voorwaarde, net als professionals, want zij moeten het doen. Maar gezond verstand vertelt je niet altijd wat werkt. Daarvoor is kennis nodig. De driehoek dus.’
Investeren in kennisinfrastructuur
De VNG-directeur is uitgesproken kritisch op de landelijke politiek die te weinig oog heeft voor het belang van kennisinstituten en planbureaus die opereren in het sociale domein, maar ook daarbuiten. ‘We lopen in Nederland hopeloos achter bij de vorming van een eigentijdse kennisinfrastructuur.’
Kennisinstituten als Movisie of NJI en planbureaus als het PBL en SCP werken van oudsher voor de landelijke overheid. Nu ze dat minder doen, omdat gemeenten taken overnemen, menen ze in Den Haag dat er bezuinigd kan worden, zegt Kriens. ‘Maar we moeten ervoor zorgen dat alle beschikbare kennis terecht komt bij de 355 gemeenten en alle professionals. We moeten een nieuwe infrastructuur bouwen waarbij de landelijke instellingen, maar ook hogescholen en universiteiten, op een soepele manier praktijkkennis uit gemeenten kunnen ophalen en gemeente op hun beurt toegang hebben tot alle relevante en actuele kennis. Daar zijn geen bezuinigingen voor nodig, maar extra investeringen.’
Drie stappen
Cruciaal voor gemeenten, besluit Kriens, is dat ze eerst goed definiëren wat ze willen. ‘Daar begint het allemaal mee. Wat is in de eigen situatie de voornaamste opgave? Waarna ze in samenspraak met burgers, professionals, kennisorganisaties en andere partijen kunnen vaststellen wat de beste weg om de opgave te realiseren. En ten derde, hou bij of dat lukt, meet de effecten.’
‘De mate waarin gemeenten eraan toekomen, verschilt. Ik zie dat het die kant op gaat. Ik durf te zeggen dat de meerderheid van de gemeenten een omslag heeft gemaakt naar doen wat werkt. Ik zou willen dat het veel harder ging, maar begrijp waarom het niet sneller kan.’
Paradox van decentralisaties
Het tegenstrijdige van de decentralisaties is namelijk dat gemeenten gevraagd wordt om fundamenteel anders te denken en werken, zegt Kriens, terwijl ze in de eerste jaren vooral bezig zijn te overleven. ‘Dat is het dilemma van gemeenten. Om te vernieuwen moet je investeren. Pas dan kun je dingen beter en eventueel goedkoper doen. Maar veel gemeenten weten financieel nauwelijks het hoofd boven water te houden. De paradox is dat je in een periode van overleven ook de mooiste dingen kunt ontwikkelen.’
Tekst: Marcel van Engelen.