Heen en weer: veranderingen rondom sociaal werk

Movisie interviewde 35 sociaal werkers over hun vak. Hoe denken ze daarover, wat is de afgelopen decennia veranderd? De tendensen op een rij. En: lessen voor sociaal werkers, politici, bestuurders, beleidsmakers en managers.

Over het onderzoek

De sociaal werker wordt gezien als een semiprofessie, net zoals de leerkracht of verpleegkundige. Meer dan ‘klassieke’ professies, zoals arts of advocaat, staan semiprofessies bloot aan ontwikkelingen in de omgeving: maatschappelijke, politieke, economische veranderingen. Wat doet dat met professionals, hoe gaan zij om met veranderingen?

Die vraag stond centraal in het onderzoek van Movisie*. We interviewden 35 oudere en jonge sociaal werkers, uit verschillende werkvelden, met verschillende functies en verschillende opleidingsachtergronden. Sommigen zaten al meer dan dertig jaar in het vak, anderen een jaar of vijf. Wij vroegen naar hun loopbaan, de veranderingen die ze gedurende hun loopbaan hebben meegemaakt en of ze daardoor hun werk anders zijn gaan doen.

Het verandert steeds weer een beetje terug

Uitkomst

Uit de interviews komt een duidelijk beeld naar voren: sociaal werkers hebben niet gewoon te maken met beleidswijzigingen en een maatschappij in verandering. Zij worden geconfronteerd met pendulebewegingen: beleid dat heen en weer slingert tussen het ene en het andere uiterste. Zoals een van de oudere respondenten signaleerde: ‘Ik vraag me af of we niet straks weer zo’n golfbeweging maken naar iets anders… Als je wat ouder wordt, dan ga je zien dat het verandert, maar het verandert ook steeds wel weer een beetje terug naar wat is geweest. En ik weet ook niet zo goed of het ene zoveel beter is dan het andere.’

Zeven voorbeelden

De sociaal werkers noemen allerlei voorbeelden van pendulebeleid:

  1. Van generalistisch werken naar specialistisch werken naar weer meer generalistisch werken. Voor het werk betekent dit in de regel dat sociaal werkers meer dan wel minder taken zelf moeten uitvoeren. Als er sprake is van generalistisch werken mogen sociaal werkers veelal zelf hulp en ondersteuning bieden. Als er wordt ingezet op specialisatie krijgen zij tot taak om te coördineren of te verwijzen.
  2. Van meer aandacht voor collectief en preventief werken naar meer individuele, probleemgerichte en vaak ook psychosociale hulpverlening, naar weer meer aandacht voor collectief en preventief werk, bijvoorbeeld in de sociale basis.
  3. Van weinig en op hoofdlijnen verantwoording afleggen naar veel verantwoording afleggen en dan vooral in de vorm van output, zoals aantallen deelnemers aan een activiteit of aantallen afgeronde trajecten. En de laatste paar jaar weer naar minder verantwoording en een andere vorm van verantwoording, verhalend over ervaringen en outcome: wat heeft het sociaal werk opgeleverd voor het verminderen van de problemen van mensen en hun welzijn?
  4. Van aansturing door teamleiders en managers, naar zelfsturende en zelforganiserende teams, naar de herintroductie van teamleiders en managers, die weer vaker aan teams gekoppeld worden. Ook deze beweging zorgt in de regel voor taken erbij of eraf, alleen gaat het hierbij om organisatorische taken, zoals roosteren, budgetbeheer en functioneringsgesprekken.
  5. Van ondersteuning in de eigen omgeving door familie en vrijwilligers, naar een focus op professionele hulp. En dan, met de opkomst van het beleid gericht op de participatiesamenleving, weer terug naar informele hulp en ondersteuning.
  6. Van decentralisatie, lokaal beleid met de nadruk op maatwerk, naar centralisatie waarbij de focus ligt op rechtsgelijkheid, weer terug naar decentralisatie en maatwerk.
  7. Een beweging die daar sterk mee samenhangt, is de nadruk op de menselijke maat, naar verzakelijking en effectiviteitsdenken, naar meer recent weer nadruk op de menselijke maat, maatwerk en responsiviteit.

Reageren op pendulebeleid

In de interviews zijn drie verschillende manieren te zien waarop sociaal werkers reageren op pendulebeleid.

Stoppen

De eerste manier is nadenken over stoppen. Dit zien we niet alleen in de interviews, maar ook in de relatief hoge uitstroom uit het sociaal werk. Het gaat dan om zowel helemaal stoppen met sociaal werk als om overstappen naar een andere baan binnen het sociaal werk. Soms worden sociaal werkers zzp’er. Typerend is deze uitspraak van een ambulant begeleider, afgestudeerd in 2015: ‘Het zijn ook dingen dat je zegt: nou dat zie ik gewoon niet meer zitten op een gegeven moment. Dan denk ik: daar wil ik uit… inmiddels ben ik de discussie zat met de gemeente.’

Meebewegen

De tweede manier is meebewegen. Soms tegen wil en dank, maar soms ook vanuit een positieve houding. Zoals deze maatschappelijk werker zegt, afgestudeerd in de jaren negentig: ‘Er is steeds onrust tijdens die golven, maar uiteindelijk leidt het tot betere hulpverlening.’

Vasthouden aan eigen koers

Ten slotte zijn er sociaal werkers die vasthouden aan hun eigen koers. Vanuit een sterke beroepsidentiteit laten ze zich zo min mogelijk beïnvloeden door de veranderingen. Of ze proberen die veranderingen te beïnvloeden. Zoals deze opbouwwerker zegt, afgestudeerd begin jaren nul: ‘Van betekenis kunnen zijn voor een groep in de samenleving die voor een groot gedeelte wordt uitgekotst. Ik zie deze doelgroep door een roze bril: de talenten, dat wat ze wel kunnen. Daar kan ik ze op aanspreken en vanuit die invalshoek heb ik contact en ontstaan er mooie dingen.’

Wat leren we hiervan?

De belangrijkste les uit het onderzoek van Movisie is voor politici, bestuurders, beleidsmakers en managers. Zij moeten zich realiseren dat veel van de door hen gepresenteerde nieuwe plannen, projecten en beleidsrichtingen voor het werkveld aanvoelen als oude wijn in nieuwe zakken. Soms is dat onvermijdelijk, bijvoorbeeld waar het gaat om politieke plannen die nu eenmaal gekoppeld zijn aan afwisselende meerderheden in het parlement. Maar vaak ook niet, bijvoorbeeld bij organisatorische veranderingen, ingegeven door nieuwe managementmodes.

Sociaal werkers kunnen uit ons onderzoek afleiden dat een sterke beroepsidentiteit helpt om de voortdurende veranderingen in en om het sociaal werk het hoofd te bieden. Het ontwikkelen van zo’n beroepsidentiteit begint al tijdens de opleiding. Er zou dan ook veel aandacht moeten zijn voor goede socialisatie in het beroep. Tegelijkertijd is het belangrijk om studenten sociaal werk voor te bereiden op voortdurende veranderingen. En daarbij meteen te laten zien dat het dus gaat om pendulebewegingen. Historisch besef helpt om te leren maar ook om te relativeren. Zoals een van de ondervraagde sociaal werkers zegt: ‘Nou ben ik een door de wol geverfde… dus ik heb het allemaal al zo vaak gezien.’

Kortom, een gecombineerde aanpak van beleidsmakers en managers enerzijds en sociaal werkers anderzijds zou hopelijk verdere exit uit het beroep kunnen voorkomen.

Mariël van Pelt is expert professionalisering sociaal werk bij Movisie en lector sociale veerkracht bij Fontys Hogescholen. Margo Trappenburg is hoofddocent bij Bestuurs- en Organisatiewetenschap bij de Universiteit Utrecht en bijzonder hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk aan de Universiteit voor Humanistiek.

*Het onderzoeksteam bestond uit Mariël van Pelt, Margo Trappenburg, Radboud Engbersen en twee stagestudenten bij Movisie.

Dit artikel verscheen eerder in MOVISIES, juni 2022. Ons relatieblad MOVISIES verschijnt drie keer per jaar en een abonnement is gratis.

Aanmelden MOVISIES