‘Minder zorg, meer geluk’

Wethouder Haagh over het duurzaam verbeteren van gemeentelijke toegang

Miriam Haagh is sinds 2014 wethouder Gezondheid, Wijkaanpak en Leren van de gemeente Breda. Miriam is lid van de VNG-commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs en voert vanuit dien verstande gesprekken met het ministerie, branche- en cliëntorganisaties. Daarnaast is ze voorzitter van de stuurgroep Verbeterprogramma Toegang. Movisie gaat met haar in gesprek over het verbeteren van de toegang.

Wat versta jij onder toegang?

‘Onder toegang in het sociaal domein versta ik dat iedereen die een hulpvraag heeft, die vraag kan stellen en vervolgens gehoord wordt. Inwoners moeten weten waar ze terecht kunnen. Dat kán een plek zijn, waar je naar toe zijn, of een telefoonnummer, als je maar niet hoeft te zoeken. Als wethouder in Breda heb ik de droom dat wanneer iemand aangeeft hulp nodig te hebben, of dat nu bij de bakker of bij de huisarts is, dat iedereen dan hetzelfde antwoord geeft.’

Hoe is de toegang in Breda georganiseerd?

‘Sinds de decentralisaties in 2015 werken we in Breda samen in het netwerk Zorg voor Elkaar Breda. In het netwerk zijn alle partijen in het sociaal domein vertegenwoordigd, van maatschappelijk werk, MEE cliëntondersteuning, Humanitas, de gemeente, mantelzorgondersteuning,  enzovoorts. Opzet is: één telefoonnummer, één ingang. Als inwoner kan je zowel een professional aan de lijn krijgen, maar ook een vrijwilliger van één van de maatschappelijke partners. Dat werkt heel goed, maar er blijven aandachtspunten. In het begin merkten we dat inwoners voor bijna alle hulp- en ondersteuningsvragen naar de gemeenten belden. We moeten dus veel aan naamsbekendheid doen van Zorg voor elkaar Breda. Het tweede is dat de samenwerking tussen medisch en sociaal domein niet vanzelfsprekend is. Dat verdient ook voortdurend aandacht.’

Portretfoto

Is het netwerk een succes?

‘Ik vind van wel, jazeker! Wat ik knap vind is dat iedereen zich, ondanks de verschillende organisaties, onderdeel voelt van het netwerk. Vrijwilligers en professionals werken schouder aan schouder om inwoners passend te ondersteunen. Met het netwerk hebben we geen nieuw systeem willen oprichten, maar wel professionals en vrijwilligers uit het sociaal domein bij elkaar gezet om gemakkelijk te kunnen schakelen. Het netwerk heeft geen baas en projectleider, we doen het echt met elkaar. De subsidiemiddelen worden centraal ter beschikking gesteld voor de uitvoering van een gezamenlijk plan met een gezamenlijke visie. Ik heb in de afgelopen maanden meerdere malen in het belteam mee mogen draaien, dat was zo leerzaam. Je ziet de korte lijnen, bijvoorbeeld tussen collectieve voorzieningen en maatwerk en tussen Wmo en jeugdhulp, en er kan snel worden doorgeschakeld. Waar het op aan komt is vraagverheldering. Inwoners bellen met een vraag. Maar welke vraag gaat er achter de vraag schuil? Soms vragen inwoners om een bepaald zorgaanbod terwijl ze niet zeggen wat er aan de hand is. Het is de kunst om te kijken wat de vraag is en welke oplossing daar het beste bij past. Ik zeg altijd: inwoners hebben recht op een oplossing, niet recht op een bepaald aanbod.’

'Het is de kunst om te kijken wat de vraag is en welke oplossing daar het beste bij past'

Welke uitdagingen zie je in het land als het gaat om het duurzaam verbeteren van de toegang in gemeenten?

‘Als de toegang niet als goed wordt ervaren loopt vaak de samenwerking tussen partijen in het voorliggende veld niet soepel. Ook moet je goed kijken naar de toewijzing van maatwerkvoorzieningen. Hoe doe je dat? En vooral ook: welke verschillen durf je te maken? Er zijn 352 gemeenten, dat betekent dat de toegang op 352 manieren wordt vormgegeven. We kunnen leren van de verschillen – wat gaat er goed en wat minder? Er komt veel op gemeenten af – enerzijds wil je er vroeg bij zijn en anderzijds zul je ook de zwaarste zorg moeten leveren. De zorgvraag neemt toe én wordt duurder. Dat ziet iedereen. We zullen een modus moeten vinden om hiermee om te gaan. Het Verbeterprogramma Toegang is een goed initiatief om van elkaar te leren in het hele land. Waar we met het Verbeterprogramma Toegang aan willen werken is een heldere toegang. Dat doen we door het perspectief van inwoners als uitgangspunt te nemen en dat in verband te brengen met het gemeentelijke perspectief.’

'Ik ben ervan overtuigd dat we met minder zorgaanbod deze mensen gelukkiger kunnen maken'

Waarom is het inwonersperspectief zo belangrijk?

‘Het begint bij de cliënt: wie heb je voor je? Wat is de vraag achter de vraag? Wat maakt dat deze inwoner zich meldt? En hoe kunnen we passend en tijdig ondersteunen? Het begint met het zien van verschillen tussen mensen. Mensen zijn niet gelijk – de een is laaggeletterd, de ander hoogopgeleid en weer een ander heeft een chronische ziekte.  Een valkuil is om te snel naar aanbod te kijken. In Breda hebben we een project ‘Bewegen naar de voorkant’. Daarbij brengen we de klantreis in beeld. We monitoren de resultaten. Ik denk in dit verband bijvoorbeeld aan een weduwe die wekelijks in de spreekkamer van de huisarts te vinden was. Ze had last van eenzaamheid. Wat was er aan de hand? Ze had moeite met rouwen. De huisarts wist er niet zo goed raad mee. Uiteindelijk is ze via het maatschappelijk werk taalvrijwilliger geworden en heeft ze twee taalmaatjes gekregen. Op die manier kan ze van waarde zijn en ze voelt dat ze ertoe doet. De oplossing is niet altijd om naar de huisarts te blijven gaan. En zelfs het ‘eenzaamheidsaanbod’ had in dit geval niet gewerkt. Waar het om gaat? Kijken naar waar je goed in bent, wat je nog kunt en wilt, wat zijn mogelijkheden? Dat in kaart brengen en dan samen zoeken naar betekenis en zingeving. Mensen met een hulpvraag zijn niet hopeloos. Het gaat erom dat ze hun eigen kracht weer ontdekken. Ik ben ervan overtuigd dat we met minder zorgaanbod deze mensen gelukkiger kunnen maken.’