De nalatenschap van Elma

Een jaar geleden, op 20 september 2022, overleed Elma Loderus. Elma was ervaringsdeskundige in psychische kwetsbaarheid. Zij werkte als clientondersteuner bij het Team Ervaringsdeskundigen van RCO de Hoofdzaak, maar ook als vrijwilliger bij het sociaal wijkteam in Zaanstad. Haar passie voor het ondersteunen en helpen van mensen was zeer groot. Toen zij niet meer lang te leven had, vroeg zij oud-collega Julia Ketel, die nu werkzaam is bij Movisie, om te helpen haar erfenis in te zetten voor een goed doel. Ketel en Movisie-collega Paul van Yperen, die ook met Elma samenwerkte, deelden herinneringen over hun oud-collega en haar bijzondere wens.

Paul van Yperen: Wat vroeg Elma je precies?

Julia Ketel: ‘Ik had niet meteen bewust door wat ze vroeg. In maart 2022, zo’n vijf maanden voor zij overleed, vroeg Elma me: ‘Ken jij een organisatie waaraan ik mijn erfenis kan schenken?’ Het ging om meezoeken. Zelf gaf zij al als suggestie Fier, een expertisecentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties.’

Van Yperen: Waarom dacht zij aan Fier?

Ketel: ‘Zij had zelf ervaringen met onveiligheid thuis en psychisch geweld in haar jeugd. Dat is altijd een thema in haar leven gebleven. Zij heeft een lange weg bewandeld om te leren omgaan met de gevolgen van de ervaringen uit haar verleden. Uiteindelijk is ze zich als ervaringsdeskundige voor anderen gaan inzetten op dat terrein. Als vrijwilliger ging ze naar mensen die behoefte hadden aan iemand anders dan een professional. Zij was voor hen een maatje. Zij kon heel goed dat gevoel van die mensen delen en voelde hen goed aan. En Fier zet zich ook in voor jongeren die te maken hebben met onveiligheid thuis. Bijvoorbeeld jonge meiden die slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik of die door loverboys zijn verleid. Ik weet nog dat Elma zich niet kon identificeren met slachtoffers van loverboys, want die ervaring had zij niet. Maar wat ze wel herkende was dat het voor deze meiden vaak thuis onveilig was en dat zij daardoor kwetsbaar waren. Dat kon ze zich heel goed voorstellen.’

Portretfoto van Elma Loderus

Van Yperen: Vond jij Fier meteen een goed idee?

Ketel: ‘Ik kende de organisatie eigenlijk nog niet zo goed. Het liefst hadden we een organisatie die zich op Noord-Holland richtte, maar Fier is een landelijke organisatie. Jongeren uit het hele land komen er voor opvang en hulp. Elma vond de volgende stap wel spannend, want je gaat niet met een zak geld lopen zwaaien. Dus hoe pak je zoiets aan? Voor haar was het prettig om dat eerste contact aan mij toe te vertrouwen. Ik heb dus gebeld en uitgelegd dat we op zoek waren naar een organisatie waar we aan konden bijdragen en die aansloot bij wat Elma dreef. De manager maatschappelijke participatie van Fier, Annemarie van Rijn, reageerde daar heel positief op. Daarom hebben we een online gesprek ingepland. Toen voelde Elma het vertrouwen om haar verhaal te vertellen: dat ze niet meer lang te leven had en dat zij nadacht over de bestemming van haar erfenis. Ze wilde graag samen bekijken welke projecten er bij Fier zijn waar zij iets aan kon bijdragen.’

Van Yperen: Konden jullie zo’n project vinden?

Ketel: ‘We dachten aan een heleboel verschillende dingen. Elma werkte in het wijkteam als vrijwilliger voor Taal in de wijk en was daarvoor een drijvende kracht. Zij stuurde een taalspreekuur aan en stond inwoners bij die daarover vragen hadden. Zij vond taal heel belangrijk en voelde dus wel voor een project dat het lezen en schrijven van cliënten versterkte. Zo’n project was er.

We hadden het ook over de Summer School die Fier elk jaar organiseert met verschillende workshops en activiteiten waaraan jongeren mee kunnen doen. Uiteindelijk vertelde Elma: ’Ik ben zelf vrijwilliger geweest in Zaanstad bij het team ervaringsdeskundigen en al een lange tijd betrokken als vrijwilliger bij het sociaal wijkteam. Ik zou ook graag iets willen doen voor de vrijwilligers bij Fier.’’’

Van Yperen: Wanneer leerde je Elma kennen?

Ketel: ‘In 2016-2017 startte ik als sociaal werker in Zaanstad het Taal in de wijk-project en ik zocht collega’s die met mij mee konden denken hoe we dat project konden opzetten en uitvoeren. Elma was gelijk enthousiast. Zij had Russisch gestudeerd en had dus affiniteit met taal.’

'Zij voelde aan wat het betekende voor mensen die niet volwaardig mee konden doen in de maatschappij.'

Van Yperen: Ja, dat herinner ik me.

Ketel: ‘Ze hield echt van taal en zag dat heel veel mensen niet goed Nederlands kunnen lezen en schrijven, bijvoorbeeld mensen die Nederlands niet als moedertaal hebben. Zij voelde zich echt geroepen om zich daarvoor in te zetten. Daarin was ze dus niet ervaringsdeskundig, want zij had nooit een probleem met taal gehad. Maar zij voelde wel aan wat het betekende voor die mensen dat zij daardoor niet volwaardig mee konden doen in de maatschappij. Want zelf kon zij door haar ervaringen ook niet altijd meedoen. Dat motiveerde haar. Het gaf ons heel veel energie om samen dat project op te zetten. Eigenlijk hebben we dat helemaal samen gedaan.

Daardoor werden we maatjes in het wijkteam en ook later toen ik wegging spraken we wel eens af. Dan gingen we samen wat eten en drinken of wandelen. Zo ontstond er een mooie vriendschap. In het wijkteam was al bekend dat Elma ziek was, maar na een jaar leek zij genezen te zijn. Helaas is de ziekte later toch weer teruggekomen.

Ondanks de ziekte en de behandelingen die zij hiervoor moest ondergaan, zette ze toch door en ook ging ze als ze kon naar het wijkteam toe. Verder hield ze contact met de mensen die zij ondersteunde vanuit het Team Ervaringsdeskundigen. Zodra Elma het kon, stond ze weer klaar. Dat meedoen en van waarde zijn hield haar op de been. Ik hoorde van anderen dat vanaf het moment dat zij dat werk was gaan doen, zij enorm is gegroeid. Dat was heel belangrijk voor haar herstel. Ze had haar rol, haar plek en zingeving gevonden. Ze kon haar ervaringen een plek geven door zich in te zetten voor mensen die het ook zwaar hadden of kwetsbaar zijn. In haar hart was zij een maatschappelijk werker. Daar had zij het allerliefst een opleiding in gedaan.’

Van Yperen: Maar dat is er nooit van gekomen?

Ketel: ‘Nee.’

Van Yperen: ‘Dankzij jou hebben Elma en ik weer contact gekregen toen jij bij Movisie ging werken. We hebben toen met elkaar gemaild. Dat was heel leuk. Ze schreef over haar relatie met Bert waar ze blij mee was. Ook dat ze het fijn heeft gevonden met jou samen te werken. Ik wist niet zoveel van haar voorgeschiedenis.’

Ketel: Hoe heb jij Elma ontmoet?

Van Yperen: ‘Ik heb haar eind jaren tachtig, begin jaren negentig leren kennen toen wij allebei bij het Nederlands Filmmuseum in Amsterdam werkten. Haar moeder, Corrie, was als herintreder directiesecretaresse en via haar was Elma op de financiële administratie terecht gekomen. Zij maakte altijd een beetje een kwetsbare indruk, was niet echt outgoing, maar we hadden wel een klik. We praatten regelmatig met elkaar, gingen ook wel eens samen op stap en zij kwam bij mij thuis langs. Ik woonde toen in een groot studentenhuis. Daar had ze ook bijzondere herinneringen aan, schreef ze me later. Dat had ik me op dat moment helemaal niet gerealiseerd. Dat was voor haar interessant, een wereld die zij niet kende.

Ik kan me ook herinneren dat ze een beetje tegen me opkeek. Ik vroeg me toen af of dat wel terecht was. Op een feestje van het werk voelde zij zich een buitenstaander en ze was helemaal verbaasd toen ik vertelde dat ik die sociale praatjes op zo’n feest soms ook best lastig vond. En verder vond ze het leuk waar ik mee bezig was. Ik maakte met een groep jonge vrijwilligers tentoonstellingen en dat vond ze allemaal heel spannend. Zij had voor haar gevoel maar een heel saai baantje. Ze had geen ambities met film, maar ik snap heel goed dat zij als vrijwilliger binnen het sociaal werk kon opbloeien. Dus mooi om te horen dat zij die plek uiteindelijk gevonden heeft. Haar moeder Corrie was een sterke persoonlijkheid en beschermde haar een beetje. Daar heb ik toen nooit zo over nagedacht, maar dat valt nu op zijn plek. We hebben als collega’s nooit over heel persoonlijke dingen gesproken. Het leven lag voor ons, we werkten op een dynamische plek en er gebeurde van alles.’

Ketel: ‘Zij wilde toen waarschijnlijk ook gewoon jong zijn en de dingen doen die andere jongeren, studenten deden. Een paar dagen voor zij stierf, vertelde zij me dat die ontmoetingen haar zo goed hadden gedaan. Dat zij kon genieten van het leven als jongere met die. Ze kon daar met jou op een veilige manier in meegaan.’

Van Yperen: ‘Dat is echt leuk om te horen. Elma was iemand die een beetje op de achtergrond bleef. Ze was altijd heel aardig, maar ook kwetsbaar.’

Van Yperen: Hoe gaat het nu met het project bij Fier?

Ketel: ‘Het is een jaar geleden in gang gezet en ik denk inhoudelijk met Fier mee. Daarbij probeer ik steeds als uitgangspunt te nemen wat Elma had gewild. We hebben een vijfjarenplan opgesteld voor het versterken en waarderen van vrijwilligers. Elma heeft als vrijwilliger altijd heel sterk ervaren dat je in die rol niet echt meetelt in een sociaal werk organisatie. Zij had heel goede contacten met collega’s, maar de structuur van zo’n organisatie zorgt ervoor dat je het gevoel hebt dat je er niet helemaal bij hoort. Je mag bijvoorbeeld niet mee met een teamuitje, terwijl je er wekelijks over de vloer komt en nauw samenwerkt met die collega’s. Je kerstpakket bestaat uit een bon of een kaartje terwijl de rest een groter pakket krijgt. Dat soort kleine dingen kunnen toch wel een grote impact maken.

Elma maakte toch echt onderdeel uit van het team, soms als luis in de pels. Zij kon met een andere blik naar ons werk kijken. Staat de inwoner wel echt op nummer 1? Handelingen gaan soms heel onbewust omdat er in de waan van de dag allerlei regels en belangen zijn, maar dan kon zij toch heel goed benoemen waar het om zou moeten gaan. Door ons daaraan te herinneren was zij heel belangrijk voor het team.’

Van Yperen: Hoe geven jullie dat in het project bij Fier vorm?

Ketel: ‘Fier erkende wat Elma zei en wilde daar veel meer mee doen. Ook daar zijn veel kansen om de waardering van vrijwilligers te verbeteren. In het plan zijn allerlei activiteiten opgenomen, bijvoorbeeld dat de vrijwilligers voortaan ook lid kunnen worden van de personeelsvereniging en dat dat gratis is. Het kerstpakket wordt gelijk getrokken met dat van de collega’s die betaald in dienst zijn. De vrijwilligers mogen voortaan meedoen aan het jaarlijkse uitzwaaimoment van Fier. Elk jaar in juni kunnen alle cliënten die dat willen achterop meerijden met motoren van politieagenten of mensen van een motorclub die door Friesland toeren en aan het eind van die dag is er een feestje. Nu worden de vrijwilligers ook uitgenodigd, want daarvoor is voortaan ruimte in het budget. Zo kunnen zij die dag meebeleven en mee-eten tijdens het feest. En dat dankzij Elma. Bij Fier zeiden ze dat ze dat eigenlijk altijd al hadden moeten doen.’

Van Yperen: Maar soms heb je dan een blinde vlek

Ketel: ‘Ja. Verder komt er budget vrij voor de ontwikkeling van vrijwilligers in relatie tot het werk dat ze bij Fier doen. Om de deskundigheid te bevorderen worden er ook themabijeenkomsten georganiseerd waarbij vrijwilligers meer kunnen leren over thema’s waarin zij geïnteresseerd zijn. Verder krijgen zij voortaan ook Fier magazine thuisgestuurd.’

'Je merkt dat er behoefte is om mee te denken over bepaalde vragen.'

Van Yperen: Dat is heel veel. Mooi!

Ketel: ‘In juni was ik bij het uitzwaaimoment en iemand stond echt te genieten. Die vertelde me: ‘Voor mij is het de eerste keer dat ik hier bij kan zijn.’ Voor mij was het mooi om meteen resultaat te zien. Een paar weken eerder waren we ook bij de eerste themabijeenkomst en toen hebben we wat langer stilgestaan bij het plan en hoe het tot stand is gekomen. Ze waren echt onder de indruk van wat Elma voor de vrijwilligers van Fier wilde betekenen. Er kwamen meteen vragen, verhalen en dilemma’s waar de vrijwilligers in hun werk tegenaan lopen. Dan merk je meteen de behoefte om mee te denken over hoe bepaalde vragen kunnen worden aangepakt.’

Van Yperen: Vind je dat andere organisaties hun vrijwilligers ook beter zouden moeten waarderen?

Ketel: ‘Jazeker. Het voorbeeld van Fier laat zien dat vrijwilligers de cliënten ontmoeten en hen helpen om op een normale manier weer mee te kunnen doen. Samen ga je naar de bioscoop of een stukje wandelen. Vrijwilligers helpen bij de dagbesteding en de meiden of jongens die in een instelling wonen staan vaak ver weg van de maatschappij. Daardoor zijn de vrijwilligers heel belangrijk voor hen om weer mee te kunnen doen. Een professional die de behandeling geeft, heeft daar niet altijd tijd voor. Toch is de connectie tussen de professional en de vrijwilliger vaak niet sterk, terwijl zij samen aan het herstel van die cliënt werken. Daarom is het juist van belang om die vrijwilliger te waarderen en te koesteren. Lachend: Volgens mij draait Nederland op vrijwilligers. Toch?’

Fier heeft Bert, de partner van Elma, en Julia Ketel geïnterviewd over Elma’s nalatenschap. Lees hier het interview in het magazine van Fier: Het verhaal van Elma.

Tekst: Paul van Yperen