‘Stereotiepe benadering van migrantenouderen doet geen recht aan diversiteit in de praktijk’
Onderzoekers Marina Jonkers en Nina Conkova pleiten voor een persoonlijke aanpak
De specifieke culturele achtergrond van ouderen met een migratieachtergrond blijkt niet bepalend te zijn voor hun zorgwensen en -behoeften. De onderlinge diversiteit is groot, waardoor zorgwensen en -behoeften heel persoonlijk zijn en mede afhangen van hoe iemand in Nederland heeft geleefd. Tevens ervaren migrantenouderen - net als ouderen die in Nederland geboren zijn - problemen rondom het verkrijgen van formele basiszorg en de kwaliteit daarvan. Movisie ging hierover in gesprek met onderzoekers Marina Jonkers en Nina Conkova.
Vooralsnog zijn dit de belangrijke conclusies van Marina Jonkers en Nina Conkova, die beiden onderzoek doen naar knelpunten en wensen en behoeften rondom (in)formele zorg voor ouderen met een migratieachtergrond. Opvallend is dat zowel Nina als Marina onafhankelijk van elkaar hebben vastgesteld dat opvattingen, wensen en behoeften niet puur zijn toe te schrijven aan cultuur, etniciteit of nationaliteit. ‘We hebben de tweede en derde generaties gevraagd: “Hoe wilt u uw eigen ouderenzorg zien?”’, vertelt Nina. ‘Dan hoorden we vaak “Ik ben in Amsterdam opgegroeid, in een multiculturele context, zo wil ik ook oud worden - ik hoef niet alleen maar tussen Surinaamse of Marokkaanse ouderen te zitten. Wél moet er ruimte zijn voor mijn religieuze gewoontes en mocht ik gaan dementeren, dan moet er in de zorg iemand beschikbaar zijn die mijn moedertaal spreekt.” Taal en religie zijn daarmee iets meer cultureel specifieke voorwaarden die mensen hebben, maar verder is de identiteit van iemand bepalend. Hoe heb je gewoond? Wat heb je meegemaakt in jouw leven? En dat is niet anders bij de Nederlandse ouderen.’
Het eenzijdige stereotiepe beeld van oudere migranten - waar ook nog steeds beleid op wordt gemaakt - klopt niet, stellen beide onderzoekers. ‘Het beeld dat de familie vanzelfsprekend voor de ouderen zorgt, kantelt. Net als het eenzijdige idee dat er een spilzorgster is die onder sociale druk alle zorg naar zich toegeschoven krijgt’, aldus Marina. In haar onderzoek is juist opvallend dat zonen een belangrijk aandeel hebben in de mantelzorg voor hun vader of moeder en dat zij soms alle zorgtaken naar zich toetrekken. Maar ook komt Marina families in haar onderzoek tegen die zorgtaken verdelen tussen (schoon)dochters en ook zonen. ‘Het beeld van mantelzorg is dus veel diverser dan die ene gedwongen vrouwelijke spilzorgster.’
'Een zoon van een Turkse vader met dementie haalt zijn vader uit het verpleeghuis in zijn eigen woning. Hij zegt zijn baan op en gaat volledig voor hem zorgen. Zijn vrouw werkt en zorgt voor het inkomen. Een zus woont in de buurt en blijft op afstand betrokken. Een andere zus woont in Turkije en beeldbelt iedere week met haar broer en haar vader.' - Marina Jonkers
Nina vult aan: ‘Bij een beslissing over een verpleeghuis zien wij ook een enorme diversiteit in de verschillende families. Waar de ene familie razendsnel besluit dat vader of moeder naar het verpleeghuis gaat, ontstaat er in een andere familie ruzie, omdat de kinderen niet op lijn zitten. En dan zijn er ook nog ouderen die zelf voor formele zorg kiezen, omdat ze hun kinderen niet willen belasten. Ze realiseren zich dat hun kinderen in een heel andere context leven dan ergens in een Marokkaans dorpje, waar de vrouw niet werkt. Deze ouderen zien dat hun kinderen het hartstikke druk hebben.’
'De (schoon)dochters en zonen in een Turkse familie verdelen de zorgtaken voor hun (schoon)vader met dementie die bij hen in de buurt woont. Een schoondochter helpt haar schoonvader op doordeweekse dagen met begeleidende ondersteuning en verschoont hem wanneer hij een ‘ongelukje’ heeft gehad. Ook is zij het aanspreekpunt voor de wijkverpleging die iedere ochtend komt. De zonen regelen de praktische zaken zoals administratie en afspraken in het ziekenhuis maar ook helpen zij hun vader om de beurt iedere zondag met douchen, scheren en nagelverzorging. Zij zien dat als een speciaal verwenmoment voor hem.' - Marina Jonkers
Basiszorg
Andere verschillen zijn er ook, zo is bijvoorbeeld de een religieuzer en is een ander hoger opgeleid. Het traditionele geluid “voor mij geen verpleeghuis, de kinderen moeten voor mij zorgen”, klinkt veel minder luid dan bij de eerste generatie ouderen die hun jeugd in Marokko of Turkije heeft doorgebracht. Marina, die zich in haar project specifiek op deze eerste generatie migranten heeft gericht, waarschuwt echter dat ook bij deze ouderen cultuurspecifieke zorg niet bij voorbaat ingevuld kan worden. ‘Wij hebben voorbeelden van ouderen die zijn weggehaald van een cultuurspecifieke afdeling in een verpleeghuis met halal eten en de mogelijkheid om in gebed te gaan, omdat de basiszorg niet op orde was. En die basiszorg vinden mantelzorgers juist het allerbelangrijkste, net als de omgang met het gedrag van hun vader of moeder door het verzorgend personeel.’
'Een 39-jarige Marokkaanse moslim gaf aan dat hij later in een verpleeghuis zijn religieuze gewoontes wil kunnen blijven uitvoeren, maar ook dat hij graag sushi zou willen eten. Hij zei: ‘Marokkaans eten had mijn vader misschien gewild, maar voor mij hoeft dat niet per se. Ik vind sushi ook heel erg lekker, het eten moet divers zijn.' - Nina Conkova
Maatwerk
‘Vaak wordt nog snel gezegd dat cultuurspecifieke voorzieningen veel beter zijn voor ouderen met een migratieachtergrond, omdat daar wel rekening wordt gehouden met specifieke wensen en behoeften’, aldus Nina. ‘Wij zagen daarentegen dat er te veel wordt uitgegaan van uniformiteit en stereotiepe aannames, terwijl de groep ouderen heel divers is. Dat leidt vervolgens weer tot onrealistische verwachtingen over specifieke zorg voor vader of moeder, die er niet is. Het blijft gewoon een Nederlandse setting met een paar cultuurspecifieke aanpassingen, zoals halal eten of een ruimte die anders is ingericht. En dat werkt niet. Het gaat om persoonlijke aandacht en maatwerk. Ieder mens is anders.’
'Wanneer mensen onrustig waren op de geriatrische afdeling voor ouderen met een islamitische achtergrond, werd een geluidsopname afgespeeld waarin gereciteerd werd uit de Koran’, vertelde een mantelzorger ons. Dat hoefde voor hen niet zo nodig, want hun moeder was geen praktiserend moslim en had niet zoveel met de Koran.' - Marina Jonkers
Aan de wandel
Illustratief hierbij is het voorbeeld over een Turkse meneer met dementie bij een cultuurspecifieke dagbesteding waar mensen werden ingedeeld in groepen naar nationaliteit. De Turkse man, ingedeeld bij de Turkse groep, ging steeds aan de wandel en sloot zich dan bij de Nederland geboren ouderen aan. Daar had hij het veel meer naar zijn zin, ondanks dat hij het Nederlands was kwijtgeraakt door de dementie. ‘Die meneer bleek in Rotterdam eigenaar van een nachtclub te zijn geweest’, vertelt Marina. ‘Hij had zich dus doorontwikkeld in de horeca, tussen de Rotterdammers.’ Het voorval was een wijze les voor de coördinator van de dagbesteding. Voortaan vragen zij bij de intake door naar hoe iemands leven er uit heeft gezien en wat iemand prettig vindt.
'Het gaat om persoonlijke aandacht en maatwerk, ieder mens is anders'
Nina vult aan: ‘Wat wij terug horen is dat migrantenouderen en hun naasten het heel moeilijk vinden om de wet- en regelgeving te begrijpen, zelfs als zij de Nederlandse taal spreken. Het zorgsysteem is te complex. We spraken met een Marokkaanse vrouw die werkzaam is bij een welzijnsorganisatie en tevens mantelzorger voor haar tante. Het lukte haar niet om formele zorg aan te vragen. Hoe moeilijk is het dan voor mensen die laagopgeleid zijn en de Nederlandse taal niet goed spreken? Die krijgen niet de juiste zorg, omdat de aanvraag te ingewikkeld is. En dat geldt natuurlijk net zo goed voor laagopgeleide Nederlandse ouderen die geen kinderen hebben.’
Schaamte
Waar het dominante beeld over migrantenouderen nog vaak uitgaat van schaamte en taboe rond het veranderende gedrag van het familielid en onbekendheid met dementie, kwam Marina tot heel andere bevindingen. Hiervoor sprak zij met mantelzorgers over het verloop van het voortraject van de diagnose. Uit die gesprekken blijkt dat migrantenfamilies steeds vaker bekend zijn met dementie. ‘Via de jongere generatie en familieleden met een zorgachtergrond of door iemand met dementie in de naaste omgeving’, vertelt Marina, ‘maar niet alle familieleden denken bij de eerste signalen meteen dat er iets ernstigs aan de hand is. Daardoor gaat er wel wat tijd overheen voordat ze met hun zorgen over hun vader of moeder naar de huisarts gaan. Dat komt overigens ook bij autochtone Nederlandse families voor.’
De onderzoekers
Marina Jonkers, docent-onderzoeker bij Kenniscentrum Zorginnovatie van Hogeschool Rotterdam, is projectleider en hoofdonderzoeker van het project ‘Oudere migranten met vergeetachtigheid of dementie’ in de Rotterdamse wijken Feijenoord en Delfshaven. Doel van dit project is om de ondersteuning van thuiswonende migrantenouderen met geheugenproblemen of dementie te verbeteren. Hiervoor zijn zorg- en welzijnsprofessionals samen aan de slag gegaan om migrantenouderen eerder te signaleren en hulp af te stemmen op hun behoeften. Marina heeft de activiteiten van professionals gevolgd en het verloop van casuïstiek. Ook interviewde zij met collega-onderzoekers mantelzorgers van migrantenouderen met dementie over hun zorgervaringen en ondersteuningsbehoeften.
Nina Conkova is hoofdonderzoeker van het project ‘Naar cultuursensitieve zorg voor ouderen’, een samenwerking tussen Leyden Academy, Amstelring, Amsta en Cordaan en onderdeel van de Regionale Aanpak Kwaliteitskader Thuis in een Amsterdams verpleeghuis. Het project is gefinancierd door Zilveren Kruis. Het onderzoek wil inzichtelijk maken hoe ouderen met een migratieachtergrond de formele zorg ervaren en welke veranderingen nodig zijn om deze zorg in de toekomst beter te laten aansluiten op de wensen en behoeften van deze ouderen. Nina en collega’s spraken hiervoor met ouderen, hun naasten en professionals uit zorginstellingen van Amsta, Amstelring en Cordaan en jongere mensen die nog geen relatie met de formele zorg hebben. Verder hebben de onderzoekers observaties op locaties van de betrokkene organisaties in Amsterdam en Hoofddorp verricht.
Door: Annelies van der Woude