Door de bril van... de sociaal werker

Wilma van der Aalst is sociaal werker bij welzijnsorganisatie Farent in ’s-Hertogenbosch. Deze gemeente is een van de lerende praktijken van In voor mantelzorg-thuis die door samenwerking met organisaties in de regio werkt aan betere ondersteuning voor mantelzorgers van ouderen. In deze serie vragen we de mensen die hieraan meedoen: waarom ben jij In voor mantelzorg-thuis?

De samenwerkingsvraag in ’s-Hertogenbosch is: Hoe creëren we samen een toegankelijk aanbod van respijtzorg, waardoor mantelzorgers van ouderen even op adem kunnen komen? Wilma van der Aalst denkt vanuit haar expertise bij welzijnsorganisatie Farent mee in deze kwestie. Ze neemt hierin ook haar eigen ervaringen als mantelzorger voor haar moeder en zoon mee.

Wilma, waarom doe je mee aan In voor Mantelzorg-thuis?

‘Een paar jaar geleden las ik een onderzoek van Evelien Tonkens (hoogleraar Burgerschap en Humanisering van de Publieke Sector aan de Universiteit voor Humanistiek) over een altruïstisch overschot. Dat stelt dat er een overschot is aan mensen die anderen willen helpen, maar dat aanzetten tot actie toch vaak niet lukt. Nu in de coronacrisis wordt dat overschot zichtbaar. Er is ineens een aanbod zichtbaar van buren die klaar staan om boodschappen te doen. Of de mensen die de hulp het hardst nodig hebben dit aanbod wel durven aan te nemen? Dat weet ik niet, maar het laat zien dat de bereidheid om te helpen en dus vrijwilligerswerk aanwezig is. Respijt is alles wat de mantelzorger ontlast, ook de lichte vormen. Ik denk dat we door samenwerking met bestaande voorzieningen en vrijwillige zorg kunnen werken aan zo’n toegankelijk respijtaanbod voor patiënt, cliënt en mantelzorger.’

Hoe werk jij aan toegankelijke respijtzorg?

‘Vanuit mijn werk denk ik mee binnen In voor mantelzorg-thuis met hoe die respijtzorg eruit moet gaan zien. Hoe zorgen we voor goede respijtzorg op maat? Een van de zaken die bijvoorbeeld is benoemd, is dat vrijwilligers een cruciale rol spelen. Daarom willen we dat vrijwilligerswerk binnen respijtzorg woest aantrekkelijk wordt. We kijken daarvoor naar organisaties die wachtlijsten aan vrijwilligers hebben. Wat maakt het dat zij zo bijzonder zijn? We doen ook ‘mini-experimentjes, waarbij we vrijwilligers willen vragen om bijvoorbeeld in herkenbare kledij te lopen om te onderzoeken wat het verschil is voor ze, voelen ze zich dan meer onderdeel van het team? Voelen ze zich meer gewaardeerd? Ik werk dan ook aan ons eigen vrijwilligersbeleid. Dat doe ik niet alleen. Dat doe ik samen mét vrijwilligers. Zij zijn degene die er straks profijt van hebben.’

Wat gaat er al goed in de samenwerking?

‘We hoeven niet vanaf nul te beginnen, er is al veel aanbod in mantelzorgondersteuning vanuit de gemeente. Ook is er een behoorlijk bestand van vrijwilligers die nu al de handen uit de mouwen steken. De fundering ligt er in principe al. Vanuit de gemeente zijn er bijvoorbeeld al veel mogelijkheden als het gaat om huishoudelijke hulp of tuinonderhoud om mantelzorgers te ontlasten. Maar ook vrijwillige thuishulp en dementiemaatjes die toezicht houden thuis, zodat de mantelzorger wat tijd krijgt voor zichzelf. Voor mantelzorgers is er ook een Mantelzorgkring. Daarin kunnen mantelzorgers met elkaar lief en leed delen. Ooit begonnen als experiment, maar het gaat nog steeds door. Zelfs digitaal door elkaar te bellen in een telefooncirkel in tijden van de coronacrisis! Goede energie is er dus.’

Wat is jouw droombeeld van de toekomst?

‘Idealiter zie ik respijtzorgvoorzieningen in elke wijk door het vormgeven van een zorgzame buurt. Dat het ontlasten van de mantelzorger niet meteen zo’n professioneel ding hoeft te zijn of te worden. Het zou toch fijn zijn als een buurthuis een caféetje heeft waar de mantelzorger koffie kan drinken met een vriendin, terwijl degene met dementie opgevangen wordt in een huiskamerruimte met vrijwilligers? Ook juist lichte vormen van ontlasten.’

Wat heb je daarvoor nodig?

‘Wat daarvoor nodig is? Dat er gehandeld wordt vanuit de bedoeling en niet vanuit de regels. Mijn moeder met dementie wordt naar de dagbesteding gebracht, maar door de chauffeur niet mee naar binnen begeleid. Want ‘dat doen de mantelzorgers’. Maar mijn moeder woont op een uur rijden van mij vandaan. Dan is er vervoer en ben je blij dat ze onder de pannen is, maar ontlast het mij niet. Ik denk echt dat het kan resulteren in betere zorg als we allemaal creatief durven zijn en echt luisteren. We moeten durven experimenteren met de regels.’

Heb je nog een tip of hart onder de riem voor mantelzorgers tijdens de coronacrisis?

‘Het zijn onzekere tijden. Ik hoop dat mantelzorgers niet schromen om te bellen en praktische hulp in te schakelen. Die hulp is er, maak er gebruik van.’