'Door inzet van ervaringsdeskundigen wordt er besproken waar normaal niet over gesproken wordt’

Interview met onderzoeker Nienke Boesveldt

Sinds 2015 zijn grote gemeenten verantwoordelijk voor Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang. En alle gemeenten voor ambulante begeleiding. Zo kunnen mensen met (ernstige) psychische aandoeningen zo veel mogelijk deelnemen aan- en zelfstandig wonen in de maatschappij. Nienke Boesveldt is Assistant-Professor of Interdisciplinary Social Science aan Universiteit Utrecht. Ze doet onderzoek naar wat cliënten vinden van de ambulantisering. Door het inzetten van ervaringsdeskundigen als co-onderzoeker komen mooie en indringende verhalen naar boven.

Boesveldt voert het Prospectief Onderzoek Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen uit in verschillende regio’s in Nederland. Ook leidt ze het Executive Programma Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen dat de ambitie heeft tot het theoretisch duiden van de afbouw van bedden, regiobinding, regionale samenwerking, vereenzaming/ontregeling, integraal werken en veiligheid en verward gedrag. De uitkomsten van zowel het onderzoek als het onderwijs leiden tot mogelijke concrete beleidsregels en interventies voor gemeenten.

portret nienke boesveldt, vrouw met haar tot aan schouders, vriendelijk lachend

Waarom is er onderzoek nodig?

‘Nog niet zo lang geleden publiceerde het CBS cijfers over een toename van het aantal daklozen in Nederland. De urgentie voor gemeenten om verantwoordelijkheid te nemen wordt groter. Niet alleen grote steden zoals Amsterdam of Den Haag, maar ook de kleinere gemeenten, waar dakloze personen ook vandaan komen. Er is vaak weinig kennis is over de achterliggende complexe problematiek van dakloosheid.

'Er is in de wetenschap nog weinig aandacht voor dakloosheid en de ambulantisering'

Ook is er is in de wetenschap nog weinig aandacht voor dakloosheid en de ambulantisering. Daarom doen we onderzoek naar de preventieve werking ervan. Maar ook naar hoe het in praktijk uitpakt. Daar geven we ook terugkoppeling over aan de gemeenten zodat zorg en ondersteuning goed aansluit bij de behoeften van de cliënt.’

Ervaringsdeskundigen worden vanaf de start nadrukkelijk en actief betrokken bij de opzet van jullie onderzoek. Wat is hun bijdragen?

‘De respondenten in het onderzoek zijn cliënten, beleidsmedewerkers en professionals. Met cliënten praten we over gevoelige onderwerpen. Vanuit de zorg weten we al dat ervaringsdeskundigen een brug kunnen slaan. Cliënten laten niet altijd het achterste van hun tong zien. Een ervaringsdeskundige weet de juiste benadering toe te passen en vragen te stellen waardoor een client zich beter begrepen kan voelen. De inzet van ervaringsdeskundigen komt ten goede aan de betrouwbaarheid van het onderzoek. Daarmee bedoel ik dat de resultaten die we uit dit onderzoek halen met meer zekerheid stroken met de werkelijkheid.’

Heb je daar een voorbeeld van?

‘Dakloosheid kan gepaard gaan met drugsgebruik. Dat kan een een manier om met de barre omstandigheden om te gaan zijn (een coping mechanisme), of het is deel van de oorzaak van de dakloosheid. In de praktijk wordt hier niet vaak open over gesproken. Een ervaringsdeskundige, weet bijvoorbeeld de namen van bepaalde drugs te noemen en laat daarmee blijken dat hij de situatie kent en herkent. Die band kan het ijs breken. Er wordt besproken waar normaal niet over gesproken wordt.’

Hoe vertalen jullie uitkomsten van het onderzoek naar de praktijk?

‘We zijn nu ruim anderhalf jaar bezig, dus het wordt echt heel interessant nu we respondenten voor de tweede keer spreken, en horen hoe het hen is vergaan. Ook vallen uit de eerste resultaten van het onderzoek al zaken op, waarmee je beleid zou kunnen verbeteren. Zo zien we dat cliënten niet onverdeeld positief staan tegenover ambulantisering. Deelnemers geven bijvoorbeeld aan dat ze willen weten welke hulp ze kunnen verwachten en willen meer hulp bij de stap naar zelfstandig wonen. Daarnaast willen ze graag een plek waar ze weer terecht kunnen als het zelfstandig wonen niet lukt. Dit laatste lijkt niet onterecht als we bedenken hoe hoog terugvalcijfers in dakloosheid zijn.‘

'Cliënten Maatschappelijke Opvang en beschermd wonen lijken niet zoveel te verschillen in de praktijk'

Wat is er nog lastig voor gemeenten als het aankomt op de transitie?

‘Wat we merken is dat het verschil in doelgroepen tussen Maatschappelijke Opvang en beschermd wonen helemaal niet zoveel lijken te verschillen in de praktijk. Het lijkt van toeval afhankelijk waar iemand terecht komt. Cliënten hebben vaak dezelfde barrières en problemen. Er zijn meer overeenkomsten dan verschillen. Maar gemeenten houden dit onderscheidt nog teveel vast, omdat het vroeger zo was of omdat de financiën nog zo geregeld zijn.’

En wat gaat juist al goed?  

‘Wat we ieder geval zien is dat er mooie initiatieven zijn zoals het financieren van een wijk-GGD’er. En we zien ook mooie dingen gebeuren op het gebied van Housing first. Een concept uit New York waarin je mensen eerst een huis aanbiedt, en dan verder helpt met de terugkeer in de maatschappij, waarmee je ervoor zorgt dat de woning behouden wordt. Het vraagt een andere benadering , maar mensen blijken zo beter in staat om zelfstandig te wonen en er is minder terugval. In Nederland en Zweden wonen mensen relatief vaker in een instelling. Daklozen mensen moeten dan als het ware ‘een woning verdienen’ door eerst goed gedrag te laten zien. Het erg hoopgevend om te zien dat daar een omwenteling in is.

Doe mee met het executive programma

Wil je als beleidsmaker bij gemeente of professional in een zorgorganisatie of woningcorporatie weten hoe je dakloosheid kunt aanpakken? Meld je dan nu nog aan voor het Executive Programma Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen dat start op 11 oktober 2019.  

Ook interessant

Nienke Boesveldt schreef voor het zomernummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken: De blauwe aanpak van verward gedrag