Leven tot het einde in Maarssen

Hoe bureaucratie de zorg in de weg staat

In Maarssen werken professionals uit het medisch en sociaal domein samen bij de zorg voor inwoners in de palliatieve fase. Dat lijkt logisch, maar in de praktijk is dit niet vanzelfsprekend. Huisarts Eugenie Hodes en beleidsadviseur Sosja Rooijmans van de gemeente Stichtse Vecht geven een kijkje in hun keuken.

Waar draait het om bij leven tot het einde?

Rooijmans: ‘Het is belangrijk om van mensen in deze fase te horen hoe zij het zelf willen. Wat is fijn in die laatste fase? Misschien is het een woningaanpassing, maar het kan ook iets anders zijn. Het beleid invullen vanuit mensen, niet vanuit cijfers, daar gaat het om. Dat je de dingen doet die je wilt doen en die belangrijk voor je zijn. Dus niet dat je je druk moet maken over bijzaken. Volgens mij weet je pas wat je wilt in de laatste fase als het je zelf overkomt. Daarom moeten we naar de mensen zelf luisteren. Ik denk dat beter samenwerken hierin gaat helpen.’

Hoe ziet de huisarts dat?

Hodes: ‘Artsen denken vanuit een medisch model. Het is belangrijk dat er ook aandacht is voor het sociale aspect. Bij artsen zie ik dat dit nu belangrijker wordt. Waar ik graag aan bijdraag, is dat mensen met een relatief goede kwaliteit van leven kunnen overlijden. Dat mensen aangeven wat ze zelf willen en dat je als professional daar zoveel mogelijk op in kunt spelen. Dat gaat niet alleen over pijn en lichamelijke klachten, maar ook over wat mensen nog willen voor de tijd die rest. Dat gaat inderdaad ook over zingeving. Wie willen ze nog zien? Wat willen ze nog doen?’

Artsen denken vanuit een medisch model. Het is belangrijk dat er ook aandacht is voor het sociale aspect

Hoe verloopt het samenwerken in Maarssen?

Rooijmans: ‘De samenwerking tussen medisch en sociaal domein is niet van- zelfsprekend. Huisartsen zijn druk en het sociaal domein is zo breed en divers dat je niet zomaar één aanspreekpunt hebt. Ik ben blij dat we hier in Maarssen met elkaar willen samenwerken. Als het gaat om palliatieve zorg hebben we elkaar nodig. De samenwerking kan inwoners in de palliatieve fase veel opleveren: dat je niet bezig hoeft te zijn met waar je moet zijn of hoe je de zorg en ondersteuning moet regelen. Er zijn meer mogelijkheden dan alleen de voorzieningen vanuit de Wmo. Ik hoop dat we het zo kunnen organiseren dat er naast deze mensen iemand staat die meedenkt en bijdraagt aan de kwaliteit van leven.’

Wat is jullie rol in de laatste levensfase?

Hodes: ‘Mensen met een ongeneeslijke ziekte komen meestal in de laatste fase bij de huisarts terecht. De meeste van hen willen thuis sterven. Als huisarts dragen wij de zorg, vaak met wijkverpleegkundigen en soms met een specialistisch thuiszorgteam. We gaan regelmatig langs, kijken wat nodig is.’

Rooijmans: ‘Bij de gemeente komen mensen met een ongeneeslijke ziekte in beeld als er een Wmo-voorziening wordt aangevraagd. Denk aan een woningaanpassing, hulpmiddelen of huishoudelijke hulp. We werken samen met partijen die deze zorg en ondersteuning bieden. Daarnaast hebben we in de gemeente veel vrijwilligers en allerlei activiteiten vanuit welzijn.’

Waar liggen kansen?

Hodes: ‘Ik zou in het voortraject meer betrokken willen zijn als huisarts. Maar het ontbreekt aan tijd. Mensen gaan in die fase nog naar de specialist. Die is hoofd- behandelaar en bepaalt het beleid. Je belt dan wel eens om de zoveel tijd, maar je bent minder betrokken omdat je het beleid niet bepaalt. We voeren wel het gesprek over wat mensen kunnen verwachten in de toekomst, over wel of niet behandelen, euthanasie, reanimatie. Dat zijn onderwerpen die aan de orde komen. En als mensen er niet zelf mee komen, gaan we als huisarts het gesprek aan, op een rustig moment.’

Proeftuinen palliatieve zorg

Waar hebben mensen thuis behoefte aan als ze ongeneeslijk ziek zijn of kwetsbaar en op leeftijd? En hoe kunnen professionals elkaar beter vinden in de ondersteuning? Met deze vragen gaan Agora en Movisie aan de slag in proeftuinen in de praktijk. Je kunt als huisartsenpraktijk of gemeente meedoen. Bekijk meer informatie.

Wat zijn de knelpunten?

Hodes: ‘Thuiszorg is een knelpunt. Thuis- zorgorganisaties zijn overbelast. Ze hebben weinig personeel en nieuw personeel is moeilijk te vinden. Verder hebben mantelzorgers ondersteuning nodig. Hoe zorg je ervoor dat mantelzorgers niet overbelast raken? Ik denk ook aan praktische zaken. Mensen die fysiek achteruit gaan, hebben bijvoorbeeld een traplift nodig, maar dat duurt drie maanden. Dan is de situatie vaak alweer veranderd. Waar we minder contact mee hebben, is met geestelijk verzorgers. Mensen regelen dat vaak zelf. De samenwerking met hen zou beter kunnen. Zingeving is belangrijk in de laatste fase.’

Rooijmans: ‘Ik weet niet of partijen elkaar nu goed weten te vinden. Is er een ketensamenwerking? Het zou goed zijn als er zicht komt op de keten. Vandaar dat we meedoen aan de pilot (zie kader). Ik heb de indruk  dat iedereen vanuit z’n eigen stukje kijkt. Zo kijkt de gemeente vanuit het sociaal domein en soms specifiek vanuit de Wmo.’

'Rust bij de patiënt geeft ook rust bij de professional'

Waarom doen jullie mee aan de proeftuin?

Hodes: ‘De samenwerking met welzijn staat al een tijdje op onze agenda. De zorgverzekeraar stimuleert ons om wijkgericht te werken. De wereld van het sociaal domein, wat er achter de Wmo schuilgaat, daar weet ik te weinig van. Wat de Wmo meer doet dan de rolstoel en traplift, daar wil ik graag meer van weten. Ook de communicatie kan beter. Als huisartsen doen we graag mee in de proeftuin om elkaar te kunnen vinden.’

Rooijmans: ‘Het is zoeken hoe je als sociaal en medisch domein kunt samenwerken. Palliatieve zorg kan verbindend werken. Als je de huisarts belt, heb je een poort tot de medische wereld. In het sociaal domein proberen we dat nu ook te organiseren voor inwoners en huisartsen. Bijvoorbeeld met onze wijkteams en welzijn. Het is belangrijk om vanuit de inwoner te denken: wat is logisch? Als je iets hebt, ga je snel naar de huisarts. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de wereld van het sociaal domein bij de huisarts op het vizier komt?’

Foto: iStock

Dit artikel verscheen eerder in MOVISIES, maart 2022. Ons relatieblad MOVISIES verschijnt drie keer per jaar en een abonnement is gratis.

Aanmelden MOVISIES