Blog: eigen opvattingen ontleren om anderen te kunnen steunen

Persoonlijke bijdrage van Eelste Abels

Mijn naam is Eelste, 29 jaren jong. Ik deel in dit stuk mijn verhaal over mijn genderidentiteit en opvoeding, passend bij het thema van de komende kennishub van de Alliantie Genderdiversiteit, op 28 juni.

Mijn genderidentiteit is namelijk niet wat men normaliter gewend is: ik identificeer me als non-binair en zit op dit moment midden in een medische transitie. 

Op het moment dat ik begon met het schrijven van dit verhaal, bedacht ik me: ik woon weer bij mijn ouders, en ik ga iets delen over de opvoeding die ik kreeg als kind. Dat voelt best een beetje vreemd. Mijn beleving als kind en de herinneringen die ik daar nu aan heb, kunnen natuurlijk heel anders zijn dan de interpretatie en intentie van mijn ouders. Als ouder kun je niet meer dan je best doen, en dat zullen mijn ouders dan ook hebben gedaan.

Het roze konijn

Laat me beginnen bij het begin. Ik ben geboren om klokslag zes uur in het voorhuis van de boerderij waar ik daarna ook opgroeide en woonde tot mijn achttiende. Bij mijn geboorte werd mij de vrouwelijke gender toegewezen, gebaseerd op mijn vrouwelijke fysiek. Als jongste (en nakomertje) in een gezin met vijf kinderen waren mijn ouders zowel verrast als blij met mij, als meisje. Ik heb namelijk vier oudere broers, die zoveel ouder zijn dat ze altijd een levensstadium voor mij waren: ik zat op de basisschool, zij op de middelbare. Ik zat op de middelbare, zij studeerden. Ik ging studeren, zij trouwden en kregen kinderen.

Ondanks dat ik een meisje was, was het grote roze konijn dat mijn ouders kregen voor m’n geboorte toch wel wat teveel: die ging direct letterlijk ‘in de kast’. Mijn ouders waren niet zo van het roze, de jurkjes en al dat soort dingen. Ik had wel jurkjes als kind, maar zodra ik zelf m'n voorkeur kon aangeven, droeg ik alleen nog broeken - ribbroeken om precies te zijn. Ik haatte spijkerbroeken, al weet ik niet precies waarom. Ik had wel barbies, gekregen van een tante, maar die trok ik uit elkaar. Ik had ook my little ponies. Maar op de regenboog-my-little-pony na (mijn absolute favoriet) heb ik die ook niet heel vriendelijk behandeld. Ik speelde veel buiten, maakte muziek, of was met paardrijden bezig. Een typische 'meisjesopvoeding' heb ik dus niet gehad. Dit had ook niet bij mij gepast.

Waar het grote roze konijn dus bij de geboorte in de kast ging, duurde het ironisch genoeg achttien jaar voor ik figuurlijk ‘uit de kast’ kon komen als lesbisch, en nog tien jaar extra om een tweede keer ‘uit de kast' te komen als non-binair transgender. Het grote roze konijn zit tegenwoordig trouwens trouw naast mijn bed. Gewoon, omdat het kan.

Geen vragen

Als kind wist ik niet dat ik transgender was. Ik wist niet wat het was, dus hoe kon ik het ook weten. Opgegroeid in het platteland had ik bij mijn weten geen transgender-voorbeelden, en maar weinig niet-heteroseksuele voorbeelden. Mijn beeld was dat ik zou trouwen met een man, en kinderen zou krijgen om daarvoor te zorgen. Het is niet dat mijn ouders dat benadrukten, of mij expliciet en specifiek met die verwachting hebben opgevoed. Ik kan me niet herinneren dat mijn ouders ooit over dit onderwerp spraken. Ik kan me überhaupt geen gesprek over liefde, over seks, of over identiteit herinneren. Niet dat ik een kind was dat daar zelf naar vroeg. Ik stelde sowieso nauwelijks vragen. Ik ben iemand die veel observeert en dan mijn observaties test, een beetje als een wetenschapper, maar het liefst zonder vragen te stellen. Op die manier heb ik het mijn ouders natuurlijk ook niet makkelijk gemaakt om over ‘moeilijke’ onderwerpen te beginnen. 

Een aantal van mijn broers zijn anders: die laten wel van zich horen als er iets is waar ze meer over willen weten. Ik was niet brutaal. Ik wilde niemand teleurstellen, en vragen stellen voelde als een teleurstelling: ik moest alles al weten, toch? Ik trok me erg op aan mijn broers, die natuurlijk al meer begrepen dan ik. Ik wilde net zoveel begrijpen en weten als zij. Het leeftijdsverschil wilde ik niet zien. Bovendien geloofde ik niet wat mensen zeiden: mijn observaties hadden me de conclusie doen trekken dat mensen achter je rug andere dingen zeggen dan dat ze tegen jou zelf zeggen. En dat volwassenen sowieso maar zelden de volledige waarheid tegen kinderen vertellen. Dus wat was het punt van vragen stellen, als je toch een ander verhaal kreeg dan de waarheid?

Het doorbreken van verwachtingspatronen

Het zou zo fijn zijn als de volwassenen die mijn voorbeeld waren toen ik kind was, slechts één verwachting van mij hadden gehad: dat ik mocht worden wie ik ben, mocht doen wat bij mij past. Het beste wat ouders hun kinderen kunnen wensen, is dat ze letterlijk en figuurlijk goed in hun vel zitten, dat ze zelfverzekerd opgroeien, durven te zijn wie ze zijn, en durven om lief te hebben. Het ingewikkelde zit hem in het hoe.

Immers heeft iedereen verwachtingspatronen. Die kun je toch, zelfs met de beste wil van de wereld, niet uitschakelen? Misschien kan dat inderdaad niet. Maar wat volwassenen in elk geval wel kunnen, of in elk geval kunnen leren: zich bewust zijn van de verwachtingen die zij op anderen projecteren. Uiteindelijk zijn verwachtingen van anderen namelijk niets meer dan dingen die je voor jezelf zou willen of wensen. En als je je bewust bent van jouw onderliggende verwachtingen, kun je ook bewust omgaan met de manier waarop die verwachtingen een rol spelen in je omgang met anderen.

Niet vanzelf

Eerlijk is eerlijk, bewustwording kost moeite. En praten ook. Geforceerd over onderwerpen waar volwassenen/ouders zich misschien wat ongemakkelijk bij voelen gaan praten, heeft misschien een beetje zin, maar kan het ook juist slechter maken dan er niet over praten. Kinderen voelen echt wel die ongemakkelijkheid, het ‘moetje’. En die ongemakkelijkheid maakt het taboe alleen maar groter: blijkbaar is er een ‘moetje’ waarover moet worden gepraat, wat de boodschap dat dat ‘moetje’ eigenlijk iets raars is, iets ongemakkelijks, iets wat je vooral niet wilt zijn, duidelijk overbrengt. Het lijkt dus misschien makkelijker is om dat ene gesprek ergens een keer in te plannen, en er daarmee af te zijn; of om het over te laten aan de school die met een lespakket er een keer aandacht aan zal besteden. Maar behaal je dan wat je zou willen behalen? 
     
Wat ik hoop duidelijk te maken is dat dat niet werkt. Als je een kind echt het gevoel wil geven dat die er mag zijn, zul je bij jezelf moeten gaan zoeken. Het is een ontwikkeling - bespreek dat met je kind! Wees daar open over, dat het misschien ook voor jou nog moeilijk is, waar je gevoel vandaan komt, wat je eraan doet. 

En al ben je nog zo overtuigd van de heteroseksualiteit van je kind, bespreek het toch. Het zijn namelijk de meiden uit mijn klas bij wie thuis wel werd gevraagd “en, heb je al een vriendje, of vriendinnetje?”, die mij hebben geholpen om me veilig te voelen op school tijdens mijn coming out daar. Zij waren mijn support en back-up. De blik die me de moed gaf om het toch aan te kunnen. Ook dat is van onschatbare waarde: dat jouw kinderen met een open opvoeding misschien zelfs steunpilaar kunnen zijn van anderen.