Sturen op outcome met de Zelfredzaamheidsmatrix

Hoe de Gemeente Rotterdam maatschappelijke effecten monitort

De Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) is een veelgebruikt instrument voor het monitoren van de ontwikkeling van cliënten. De Gemeente Rotterdam gebruikt de geregistreerde ZRM gegevens ook om op gemeentelijk of wijkniveau te monitoren wat maatschappelijke effecten zijn. Op die manier krijgt de gemeente meer zicht op resultaten en kwaliteit. Stef van de Weerd, Senior beleidsmedewerker sociaal domein / OGGZ vertelt hoe de gemeente Rotterdam dat aanpakt.

Waarom zet de gemeente Rotterdam de Zelfredzaamheidsmatrix in om maatschappelijke outcome te monitoren?

Stef van de Weerd: ‘Resultaatgericht werken is een hot topic bij gemeenten. We willen weten wat we hebben bereikt. In 2010 zijn we gestart met de Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM), in eerste instantie bij zwerfjongeren, later hebben we dat uitgebreid naar de hele keten van de maatschappelijke opvang en het maatschappelijk werk, en uiteindelijk de hele Wmo. De ZRM is een breed instrument, met zelfredzaamheid als uitgangspunt. Zelfredzaamheid raakt namelijk aan participatie, zelf doen en samen doen. We vatten het ruim op: zelfredzaamheid is als je het zelf kunt, of als je het zelf kunt regelen. Het werken met de ZRM is dan ook niet bedoeld om mensen minder ondersteuning te geven, wat soms nog wel wordt gedacht. Met de ZRM krijgen we als gemeente een beeld van alle aspecten van zelfredzaamheid en op welke ondersteuning nodig is.’

Hoe gaat dat precies in z’n werk?

Van de Weerd: ‘Professionals vullen de ZRM elke drie of zes maanden in voor alle cliënten die ze ondersteunen. Zij beoordelen de situatie van de klant op dat moment. Deze gegevens verzamelen we via een geautomatiseerd digitaal systeem, waardoor we kunnen monitoren op verschillende niveaus: cliëntniveau, per aanbieder, per cliëntgroep, doelgroep of wijk. We hebben er expliciet voor gekozen om de ZRM door de professionals te laten invullen, maar dat vergt wel training. Het is belangrijk dat professionals de ZRM niet als afvinklijstje gebruiken, maar als evaluatie-instrument in de hulpverlening. De ZRM biedt geen kant-en-klare recepten bij een bepaalde score. De hulpverleners zetten hun eigen kennis en ervaring in bij het aanpakken van problemen en leggen zelf verbindingen met hulpverleners op andere terreinen als dat nodig is. De ZRM dwingt professionals wel om breder te kijken dan hun eigen vakgebied. Zo hebben we nu bijvoorbeeld bij organisaties in de maatschappelijke opvang uitvoerige gesprekken over de aanpak psychiatrie, terwijl daar voorheen minder aandacht voor was.’

'De ZRM dwingt professionals om breder te kijken dan hun eigen vakgebied'

De gemeente kan het bestand ook inzetten voor gericht onderzoek. Van de Weerd: ‘Bijvoorbeeld als we inzicht willen in wie er precies gebruik maken van de nachtopvang. Dan blijkt dat een deel van deze groep best zelfredzaam is, maar gewoon pech heeft gehad met een aantal dingen. Maar een ander deel heeft te maken met complexere problematiek. Hiervoor bieden we dan dus ook een ander traject. Op deze manier kun je gerichter ondersteuning bieden.’

Hoe gebruikt de gemeente deze gegevens in het gesprek met aanbieders van zorg en ondersteuning?

Van de Weerd: ‘Als gemeente sturen we op hoofdlijnen. Dat kan, omdat we werken met een persoonsvolgend budget. We geven arrangementen af per cliënt. Na een jaar kijken we hoe er gescoord is en als het niet goed gaat, gaan we het gesprek aan. Aanbieders hebben veel vrijheid in hoe zij werken, het gesprek tussen gemeente een aanbieder gaat vooral over de uitkomsten. Met aanbieders hebben we evaluatiegesprekken op basis van de ingevulde ZRM-en en zeven Wmo resultaatgebieden. Hierop moeten aanbieders zich ook verantwoorden, dit is onderdeel van de inkoopafspraken. We zien het gebruik van de uitkomsten van de ZRM als een manier om het gesprek aan te gaan, om met elkaar van te leren en niet als afrekeninstrument. We merken dat de termen in de ZRM het gesprek tussen aanbieders en gemeente makkelijker maakt, we spreken nu dezelfde taal. Ook zorgt de ZRM ervoor dat je breed moet gaan kijken en je het gesprek over verschillende leefgebieden voert.’

Gebruikt de gemeente de uitkomsten uit de ZRM ook om beleid te bepalen?

Van de Weerd: ‘In de vorige collegeperiode zijn er doelstellingen geformuleerd op scores gerelateerd aan de ZRM. Het blijkt echter te ingewikkeld om daar zo direct op te sturen. Daar is de ZRM ook niet voor bedoeld, de scores zijn geen rapportcijfers. Eén interventie kan meerdere resultaten hebben, dat is nooit een één-op-één relatie. Als je werkt aan huisvesting, kan dat bijvoorbeeld ook positieve invloed hebben op iemands lichamelijke gezondheid of het sociale netwerk. Daarom is het belangrijk om in de gesprekken het brede beeld van zelfredzaamheid leidend te laten zijn.

'De scores zijn geen rapportcijfers'

Door het gebruik van de ZRM hebben we gemerkt dat sommige bestaande trajecten bijvoorbeeld onvoldoende resultaat boekten op het tegengaan of voorkomen van schulden. Daarom is extra geïnvesteerd in financiële hulpverlening. Ook merken we dat op het aspect sociaal netwerk veel mensen vaak terugvallen en contacten kwijtraken. Dan geven we als gemeente aan dat aanbieders meer aan sociale netwerkstrategieën gaan doen.’ Bij Werk en Inkomen van de gemeente Rotterdam wordt de ZRM ook gebruikt in gesprekken met cliënten, daar liggen nog kansen om verder mee te verbinden.

Hoe gaan jullie hier in de toekomst mee verder?

Van de Weerd: ‘We zijn bezig om het beheer van de ZRM verder te verbeteren. Omdat de ZRM inmiddels een landelijke functie heeft, vraagt dat om een andere vorm van beheer en onderhoud. Voor een goede toepassing is het belangrijk dat professionals niet alleen de mogelijkheden, maar ook de beperkingen van de ZRM kennen. Trainingen zijn belangrijk voor een eenduidig begrip, zodat resultaten ook vergeleken kunnen worden. Vergelijkingen maken we nu al voor de maatschappelijke opvang in de vier grote steden. Het zou leuk zijn als dat in meer regio’s kan en ook voor andere delen van het sociaal domein.

Naast de ZRM is nu ook een cliëntversie ontwikkeld (www.mijnZRM.nl). Daardoor wordt het mogelijk om de beoordeling van de cliënt naast de beoordeling van de professional te zetten. De ervaringen hiermee zijn verder onderwerp van onderzoek. Het handhaven van de standaard blijft ook een belangrijk aandachtspunt. Als je resultaten in het sociaal domein wilt vergelijken moet je een eenduidig instrument gebruiken. Dat kan met de ZRM, maar dan moet wel voorkomen worden dat er allerlei varianten gebruikt gaan worden.’

Werken aan outcome
Outcome meting staat volop in de belangstelling. Om vorm te geven aan de transformatie willen veel gemeenten op een andere manier omgaan met sturing en verantwoording. Meer in termen van outcome in plaats van output en met meer ruimte voor verhalen van bewoners en professionals. Het streven is ook dat het proces leerzaam is voor alle betrokkenen. Welke visie hebben gemeenten hierbij?  En hoe geven zij invulling aan dit proces om maatschappelijke resultaten in kaart te brengen? Dit artikel over Rotterdam is het derde in een serie over hoe gemeenten werken aan outcome. Lees ook de andere artikelen in deze serie:

Delen van de artikelen zijn opgenomen in een handreiking voor gemeenten over outcome: Op weg naar outcomegericht werken. Eerder publiceerden we de brochure ‘Concrete outcome, gedragen resultaten’ met de outcome aanpak van Movisie. Ook aan de slag met outcome? Neem contact op!

De zelfredzaamheidmatrix is te vinden op instrumentwijzer.nl: een keuzehulp die gemeenten en organisaties helpt een passend instrument te vinden om de effecten van zorg en ondersteuning te meten. Lees meer over de InstrumentWijzer.