‘Ik had voor het eerst het idee dat er iemand naar me luisterde’

Manon is een alleenstaande moeder van 39 jaar. Ze woont samen met haar zoontje Mees van bijna 9. Mees heeft een verstandelijke beperking en extra ondersteuning nodig. ‘Ik accepteer Mees zoals hij is en kan niet zonder hem, maar het is niet altijd makkelijk.’

‘Toen Mees klein was had ik al door dat er iets niet klopte, maar ik had geen idee wat er aan de hand was. Hij kwam niet verder dan brabbelen, was onrustig en druk. Hij ging naar een peuterspeelzaal, maar dat werkte niet. Op een gegeven moment werd duidelijk dat Mees een ontwikkelachterstand heeft en niet naar het reguliere onderwijs kan. Een moeilijke boodschap. Extra moeilijk omdat ik er voor mijn gevoel alleen voor stond, want de vader van Mees is amper in beeld. Toen Mees drie maanden oud was, zijn we uit elkaar gegaan. Ik woon nu in een huis waar meerdere hypotheken op staan. Al met al is de situatie best zwaar. Ik accepteer Mees zoals hij is en kan niet zonder hem, maar het is niet altijd makkelijk. Ik ben blij als ik ’s morgens op sta en ’s avonds weer naar bed ga.’

Inwoners kunnen met allerlei hulpvragen terecht bij de gemeente. Maar wat als mensen niet weten waar ze precies heen moeten, niet goed doorverwezen worden of niet efficiënt geholpen worden? In een reeks portretten delen we ervaringsverhalen rondom de toegang tot ondersteuning en zorg bij gemeenten.  

Op zoek naar hulp

Voor extra ondersteuning bij Mees ging Manon op zoek naar hulp. ‘Via het consultatiebureau kwam ik terecht bij MEE, een maatschappelijk werker, osteopaat en een orthopedagogisch dagcentrum. Daarna kregen we ambulante opvoedondersteuning. Mees werd daar alleen maar onrustig van. Ze hebben uiteindelijk vastgesteld dat het niet aan de opvoeding lag, maar door het gedrag van Mees komt. Ik werd doorverwezen naar het Centrum voor Maatschappelijke Deelname. Daar werd duidelijk dat Mees complexe problematiek heeft en we langdurige ondersteuning nodig hebben. Ik kwam terecht bij het sociaal wijkteam en er moest een beschikking komen vanuit de gemeente voor de ondersteuning.’ Bij het wijkteam wordt Manon aan Sivita gekoppeld. ‘Ik was eerst huiverig, maar Sivita is geweldig. Ik had voor het eerst het idee dat er iemand naar me luisterde. We hebben samen een plan gemaakt met wat ik nodig heb en wat daarvoor moet gebeuren. Bij Sivita kan ik alles op tafel gooien. Ze heeft me bijvoorbeeld verteld welke mogelijkheden en regelingen er zijn, ik had zelf geen idee. Het contact is heel prettig. Als ik niets van me laat horen, neemt ze vanzelf weer contact op. Ik kan echt op haar terug vallen.’ 

Sivita ondersteunt Manon ook bij het contact met de vader van Mees. De omgangsregeling via de rechter is mede door haar tot stand gekomen. Manon: ‘Mees zijn vader ziet hem eens per twee weken op zondag, maar wil geen uitbreiding. Ik zie hem liever niet dan wel. Als ik hem zie is Sivita erbij.’

'Ik had voor het eerst het idee dat er iemand naar me luisterde.'

Bijzonder onderwijs

Mees was bijna 8 toen hij naar bijzonder onderwijs ging. Het was een hele zoektocht om een school te vinden waar hij terecht kon. ‘De gemeente liet me kiezen uit een paar scholen, vanwege het leerlingenvervoer. Uiteindelijk had één school mijn voorkeur, maar die vond de situatie van Mees te complex. Gelukkig zit hij nu op een andere school, waar hij helemaal op zijn plek zit.’ Sivita: ‘Mees ging eerst maar halve dagen naar school, daarom moest Manon zelf rijden. Dat was niet vol te houden. We hebben geregeld dat hij nu ook twee dagen per week naar naschoolse opvang kan. En hij staat op de wachtlijst voor weekend en vakantieopvang.’

Samenwerking 

Manon is tevreden over het contact tussen alle verschillende partijen. ‘Het specialistisch centrum stemt bijvoorbeeld af met school over input voor poliklinische vragen. De school is heel nauw betrokken en komen hun afspraken na. Ik heb goed contact met Mees zijn lerares en daar heeft Sivita ook weer contact mee. De afstemming tussen al die organisaties gaat goed, ik erger me meer aan al die wachttijden.’ 

'We doen wat nodig is en breken de regels als dat nodig is.'

Huidige situatie 

Manon krijgt op dit moment al een aantal jaren ondersteuning. ‘Ik kan zelf nog moeilijk rust vinden, maar zie bij Mees al wel verbetering. Als dat doorzet wordt mijn zorgtaak voor Mees wat minder en kan ik weer meer aan mezelf gaan denken. Ik wil me graag zinvoller voelen en een daginvulling zoeken.’ Het sociaal wijkteam gaat haar helpen bij die participatie. Manon is vooral dankbaar voor de hulp van Sivita. ‘Ik had geen idee waar ik moest beginnen, alles was nieuw. Ze luistert naar me en helpt me. Weet ze iets niet, dan vindt ze wel een manier om erachter te komen.’ Sivita: ‘We doen wat nodig is en breken de regels als dat nodig is. Die ruimte is er bij het sociaal wijkteam en zo kunnen we maatwerk bieden.’

De gebruikte namen in dit interview zijn vanwege privacyredenen gefingeerd. 

Reflectie vanuit Ieder(in)

Ina Vijzelman-Waarheid, beleidsmedewerker: ‘In het verhaal lees ik dat moeder al vroeg in het leven van haar zoon een 'niet pluis gevoel' had. Op dat moment had zij doorgestuurd kunnen worden naar de integrale vroeghulp. Daar staat een team deskundigen klaar om uit te zoeken of er iets aan de hand is en zo ja, wat. Kind en gezin worden dan meteen op het goede spoor gezet om zo de schade zoveel mogelijk te beperken. Maar, gemeenten weten dat niet. Ze zeggen dat ze aandacht hebben voor vroegsignalering, maar integrale vroeghulp is iets anders. Er wordt veel te lang gewacht met doorverwijzen.

Het is heel fijn dat er Sivita’s bestaan om het gezin te ondersteunen, maar Mees heeft er ook recht op om het beste uit zichzelf te halen. Daarover lees ik te weinig in dit verhaal. Hoewel hij een ontwikkelingsachterstand heeft kan hij zich ook zeker maximaal ontwikkelen. Dat wordt vaak vergeten. Insteken op opvoedondersteuning vind ik hier echt een kunstfout. Met integrale vroeghulp was dit niet gebeurd. Deze deskundigen weten dat dit soort gezinnen standaard ondersteund moeten worden, anders houders ze het niet vol (zie reportage van Zembla over Indy).

Het zou in deze situatie ook al ondersteunend zijn als er bij het leerlingenvervoer maatwerk wordt toegepast. Gemeenten zeggen snel dat moeder dit zelf kan, maar houden er geen rekening mee hoe belastend dit is. Gemeenten zijn erg gericht op het inzetten van een voorziening. Omdat in veel gemeenten de betaalbaarheid van zorg onder druk staat stellen ze dat zolang mogelijk uit. Ze vergeten naar de context te kijken en aan te sluiten op wat mogelijk is en wat niet. Dát goede gesprek wordt te weinig gevoerd. Dat is jammer want zo wordt de zorg duurder en slechter. Er moet echt anders worden gekeken!’