Movisies 2023

MOVISIES Relatieblad voor het sociaal domein editie 2023 Janny Bakker-Klein: ’We moeten de menselijkheid zien terug te krijgen’ Bewoners dragen bij aan inclusievere samenleving Dak- en thuisloos: ’Ik dacht: nu is het einde van de wereld’ Onconventionele aanpak van twee sociaal werkers 20 Femke Kaulingfreks: ’Beschouw jongeren als expert’ 24 Almere op zoek naar vertrouwen inwoners 34

Horen, zien en doen wat nodig is Dit jaarmagazine gaat over het werk van Movisie, hét kennisinstituut voor sociale vraagstukken. Door samen met de praktijk te leren van wat werkt, kunnen we onze missie realiseren om te komen tot duurzame, positieve verandering voor mensen in een kwetsbare positie. We dragen onze kennis over, zodat ook anderen daar hun voordeel mee doen en we leerprocessen kunnen versnellen. Vanuit mijn persoonlijke ervaring weet ik hoe sociaal professionals in de praktijk het verschil kunnen maken in het leven van mensen in een kwetsbare positie. Zoals bij Lara (niet haar echte naam), die na zes jaar gedwongen prostitutie, twee zwangerschappen en buitensporig huiselijk geweld om hulp vroeg, maar door niemand serieus werd genomen. Een wijkagent gaf haar de tip om contact op te nemen met een sociaal professional. En voor het eerst had zij het gevoel dat er iemand echt naar haar luisterde. De sociaal professional had niet alleen een goede relatie met de wijkagent, maar ook met de gemeente. Een aanvraag voor schuldsanering, waar Lara twee keer eerder voor was af-gewezen, had hij direct geregeld. Binnen een paar dagen had zij een veilige plek om te wonen, een uitkering en een bewindvoerder. Met haar twee kinderen is Lara in therapie gegaan, om te leren om niet steeds weer angstig over haar schouder te hoeven kijken. Ze wachtte al twee jaar op die therapie. De sociaal professional had het in één week geregeld. Ze is nu niet meer bang. De kinderen kunnen veilig naar school en kunnen normaal gaan logeren. Ze heeft een goed sociaal vangnet. Het gaat weer goed met haar. Het verhaal van Lara maakt zichtbaar dat complexe problematiek waarin mensen verzeild kunnen raken nooit op zichzelf staat, maar onderdeel is van een sociale context, waarin iedereen verantwoordelijkheid heeft. En alleen door echt in de poriën van de wijk te zijn en oprecht naar de ander te luisteren, kan duurzame, positieve verandering worden gerealiseerd. Horen, zien en doen wat nodig is, zo eenvoudig kan het dan soms zijn. Janny Bakker-Klein, bestuurder Movisie Colofon © Movisie, Utrecht 2023 Jaargang 17, april 2023 Hoofdredactie: Henk van den Einden Kernredactie: Maud Schuit, Marijne Tesser, Dianne van der Velden Redactie: Communicatie Movisie Vormgeving: Ontwerpburo Suggestie & Illusie Foto’s Janny Bakker-Klein en Sander Griek: Fred Tigelaar Overname van (delen van) artikelen is toegestaan met bronvermelding. Overname van foto’s en afbeeldingen is niet toegestaan. De afgebeelde personen op de foto’s hebben niet altijd een relatie met de tekst. ISSN: 1876-0422 Movisie Postbus 19129, 3501 DC Utrecht Churchilllaan 11, 3527 BG Utrecht T 030 789 20 00 · F 030 789 21 11 Volg Movisie op LinkedIn, Facebook, Twitter en Instagram Inhoudelijke vragen: info@movisie.nl Gratis abonnement op Movisies aanvragen of beëindigen? Ga naar movisie.nl/movisies Per e-mail op de hoogte blijven? Meld je aan via movisie.nl/nieuwsbrieven Movisie is hét landelijk kennisinstituut voor een samenhangende aanpak van sociale vraagstukken. Samen met de praktijk ontwikkelen we kennis over wat echt goed werkt en passen we die kennis toe. De unieke rol van Movisie is het versnellen van leerprocessen. We zijn alleen tevreden als we een duurzame positieve verandering voor mensen in een kwetsbare positie realiseren. Movisie werkt met een kwaliteitssysteem dat sinds 2011 voldoet aan de ISO9001-normering. Sinds 2016 staat onze handtekening onder de Charter Diversiteit waarmee we vrijwillig toezeggen om diversiteit op de werkvloer te bevorderen. We werken zonder winstoogmerk. Meer informatie: movisie.nl Voorwoord 2

20 Bewonersinitiatief Ik Wil in Eindhoven draagt bij aan inclusievere samenleving. Met een inloop, dagbesteding en activiteiten. Mindert Rakhorst en Reinier van der Grijp doen in opdracht van gemeenten interventies bij mensen bij wie hulpverlening vastloopt. Dak- en thuisloze jongeren zijn een bijna onzichtbare groep. Hayden en Imane vertellen over hun niet makkelijke leven. De gemeente Almere werkt aan het herstel van vertrouwen van inwoners in de overheid. Hoe doen ze dat? Ouder worden nu en in de toekomst. ’Ouderen zijn waardevoller dan ze zelf vaak denken’ Hoogleraar Femke Kaulingfreks verzorgt in 2023 de Participatielezing. ’Beschouw jongeren als expert.’ 4 12 28 34 In dit nummer En verder 7 Visie: Maak herstel van bestaanszekerheid prioriteit nummer 1. 15 Visie: De sociale basis vereist radicalere manier van denken. 16 Armoede en schulden bekeken vanuit wetenschappelijke, praktijk- en ervaringskennis. 19 Visie: Ingrijpen bij grensoverschrijdend geweld makkelijker maken. 27 Visie: Elkaar ontmoeten betekent niet hetzelfde als voor elkaar zorgen. 24 31 Visie: Emancipatie lhbti+ personen: twee stappen vooruit, een stap terug. 32 Movisie in vogelvlucht. Een greep uit de activiteiten van het kennisinstituut. 38 Wendela Wentzel over sociale veiligheid: ’Ga niet allemaal wiel opnieuw uitvinden.’ 40 Column Sander Griek, openhartig over zijn persoonlijke armoede. 3

4

Tekst: Annemiek Onstenk | Foto’s: MacSiers Imaging Stichting Ik Wil is een bewonersinitiatief in Eindhoven. Met een inloop, dagbesteding en activiteiten. ’Mensen ontmoeten elkaar, we willen dat zij zich welkom en veilig voelen’, zegt Esra Altmis, medeoprichter en een van de drijvende krachten achter Ik Wil. De stichting activeert mensen om zelf iets bij te dragen. Ik Wil geeft structuur aan de levens van mensen in kwetsbare omstandigheden en bevordert hun zelfredzaamheid. Ook worden mantelzorgers ontlast. ’Men luisterde naar me en ik kreeg praktische hulp’, zegt een buurtbewoner. ’Er waren zoveel dingen die ik niet wist of begreep. Door de ondersteuning van Ik Wil weet ik nu waar ik terechtkan.’ Ontwikkeling Ik Wil biedt verschillende activiteiten en cursussen, die worden gefinancierd door de gemeente Eindhoven, waaronder de basisdagbesteding voor zestig deelnemers per week. Buurtbewoners kunnen er digitale vaardigheden leren, lessen Nederlands, Engels, naaien of schilderen volgen en verbindend leren communiceren. De trainingen worden gegeven door vrijwilligers en betaalde krachten. ’Bij de activiteiten staat zelfontwikkeling centraal’, zegt Leyla Kalender, medeoprichter en bestuurder van Ik Wil. ’Ze bieden niet alleen zingeving en dagstructuur. Mensen ontdekken er hun talenten. Ook doen zij werknemersvaardigheden op om een eventuele volgende stap te zetten, naar vrijwilligerswerk, studie of arbeidsparticipatie. Mensen krijgen inzicht in hoe ze weer mee kunnen doen in de samenleving.’ ’We zoeken naar activiteiten waar mensen goed in zijn’, vult Esra Altmis aan. ’Zoals ondersteunen bij het inloopspreekuur, een yoga-activiteit voor buurtbewoners of meehelpen koken tijdens de ramadan.’ Wederkerigheid De stichting richtte zich aanvankelijk op alle wijkbewoners. Iedereen mag meedoen, iedereen hoort erbij, staat op de homepage van stichtingikwil.nl. In de praktijk bezoeken vooral vrouwen met een migratieachtergrond of een verleden als vluchteling Ik Wil. Hoewel alle buurtbewoners en mannen welkom zijn, zijn vrouwen met een migratieachtergrond nu expliciet de doelgroep. Zoals een vrouw die erg geïsoleerd leefde en dankzij Ik Wil nieuwe mensen leerde kennen. ’Ik voel me minder eenzaam en weet me geholpen. Ik ben meer mens geworden.’ Ze wil zelf graag iets bijdragen, maar weet nog niet wat ze kan doen. Wederkerigheid is belangrijk bij Ik Wil. Esra Altmis: ’Mensen willen iets terug doen, bijvoorbeeld een huiskamerdienst draaien of schoonmaken bij Ik Wil. Ze helpen elkaar ook onderling. Zo ruimde een groepje bewoners samen de tuin op van iemand wier dochter ging trouwen.’ Dergelijke werkzaamheden versterken de eigenwaarde van vrijwilligers en hun gevoel van gelijkwaardigheid. Van vrijwilligerswerk naar (arbeids) participatie Mensen kunnen bij Ik Wil verschillende soorten vrijwilligerswerk doen. Zoals zelf activiteiten organiseren, activiteiten van anderen ondersteunen, meehelpen in de huiskamer, klussen in het gebouw, taalles geven of taalmaatje worden. De ambitie is mensen voor te bereiden op participatie. Esra: ’We investeren veel in de vrijwilligers. We geven trainingen, inspireren hen een opleiding te beginnen en bieden informatie. We rusten hen toe op betekenisvol deelnemen in de samenleving, bijvoorbeeld als betaald vrijwilliger. De ’ontvangers’ van onze vrijwilligers, zoals zorgorganisaties, vragen we hun een beroepsopleiding te bieden en/ of de kans op een betaalde baan.’ WIJKPROJECT Bewonersinitiatief in Eindhoven ’We willen bijdragen aan een inclusievere samenleving’ Ik Wil hoopt een proces van bewustwording, zingeving en gelijkwaardigheid op gang te brengen. Ook kennisontwikkeling en het delen van expertise over bijvoorbeeld diversiteit behoren tot de activiteiten. ’We willen bijdragen aan een inclusievere samenleving.’ Een aantal vrijwilligers ontvangt een vergoeding voor hun inzet. Ik Wil bereikt wijkbewoners in kwetsbare situaties en bevordert hun zelfredzaamheid Herstel Met gezellige huiskamer, keuken, een ruilwinkel, het inloop spreekuur en altijd een luisterend oor is Ik Wil een laagdrempelige plek in de wijk. Ik Wil biedt ook basisdagbesteding, een Wmo-voorziening zonder indicatie. Zo bereikt Ik Wil wijkbewoners in kwetsbare situaties. Zij komen uit hun isolement en hebben de mogelijkheid te herstellen. Een volgende stap kan zijn een cursus volgen of meedoen aan activiteiten. Esra Altmis: ’We investeren veel in de vrijwilligers. We geven trainingen, inspireren hen een opleiding te beginnen en bieden informatie.’ 5

Anders kijken naar sociale posities en werk VSBfonds en Movisie werken samen met zeven initiatieven aan de beweging naar een inclusieve arbeidsmarkt. Het project heet ’Anders kijken naar sociale posities en werk’, omdat we beter willen begrijpen wat een inclusieve arbeidsmarkt inhoudt en wat een verbeterde positie voor mensen zelf betekent. In netwerkbijeenkomsten leren we elkaars werkwijze kennen. En we onderzoeken welke impact de initiatieven hebben, welke aanpak echt impact heeft en hoe we dat kunnen bepalen. De zeven initiatieven zijn Natuurzorg Veluwe-Vallei, Mensen in beeld houden/ Steppingstones Tilburg, BuurtBanen Amsterdam, Ik Wil Eindhoven, Pak je Kans Velsen, Buurtmaaltijden Utrecht en Stichting Richter Education Boxtel. Zij worden in een serie van zeven artikelen voorgesteld op movisie.nl. We geven trainingen en workshops over de inclusieve samenleving en arbeidsmarkt, ook aan werkgevers Door voorbereiding op maatschappelijke of arbeidsparticipatie draagt Ik Wil bij aan sociale stijging van buurtbewoners in (voorheen) kwetsbare leefomstandigheden. Diversiteit Ik Wil bouwde expertise op rond diversiteit. Leyla Kalender: ’We delen die met de buitenwereld. We geven trainingen en workshops over de inclusieve samenleving en arbeidsmarkt, ook aan werkgevers. Zij zijn immers verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving. Onze vrijwilligers horen cliënten in de ouderenzorg soms zeggen: ’Wij verstaan haar niet’ of ’Ik wil niet geholpen worden door haar’.’ ’We willen eraan bijdragen dat ontvangende partijen ook zover zijn om diversiteit te omarmen’, voegt Esra Altmis toe. Professionalisering Ik Wil begon in 2012 als burgerinitiatief. De stichting huurde met eigen middelen een gebouw of maakte gebruik van leegstaande panden. Sinds 2 jaar huurt Ik Wil een vaste locatie in een fijn pand waarbij ze ook een gedeelte onderverhuren om andere initiatieven te ondersteunen en de huurkosten te delen. De stichting is in loop der jaren professioneler geworden. Leyla Kalender: ’We zijn erg gegroeid, de vraag in de stad is groot. Door vier jaar lang mee te doen aan het programma Samen uit de armoede van het Oranjefonds, maakten we een professionaliseringsslag. Aan de orde kwam wat je theory of change is, wat je nodig hebt om een organisatie te zijn, de bedrijfsvoering, verzekering, monitoring, relaties en netwerken. We hadden een bedrijfscoach en kregen inzicht in professionalisering van de bedrijfsvoering en samenwerking met de gemeente. Ook werden de initiatieven van Ik Wil gemonitord. Welke aanpak van armoede werkt, en dergelijke.’ De stichting werkt nu met jaarplannen en een duidelijke focus, monitort de voortgang en heeft een zakelijke bedrijfsvoering. Met behulp van Movisie brengt Ik Wil met impactmetingen de ontwikkeling van deelnemers in kaart. En daarmee de waarde van participatie voor de inclusieve samenleving en arbeidsmarkt waarnaar zij streeft. Leyla Kalender: ’We zijn erg gegroeid, de vraag in de stad is groot.’ 6

VISIE Werk dat je past, een dak boven je hoofd, geen diepe armoede of onoverkomelijke schulden, toegang tot zorg en onderwijs in een veilige leefomgeving. Voor Marjet van Houten van Movisie is hét thema van 2023 dat alle mensen in Nederland bestaanszekerheid krijgen. Het is onacceptabel dat er zulke fundamentele kloven in welvarend Nederland zijn. En die kloven groeien: tussen arm en rijk, tussen werkenden en niet werkenden, tussen mensen die wonen en hen die ieder zicht op een huis ontbreekt, tussen mensen die wel of geen kans op een goed en gezond leven hebben. Maak het herstel van bestaanszekerheid daarom prioriteit nummer 1. 9 procent van de bevolking leeft in voortdurende bestaansonzekerheid. Op alle fronten, wonen, geld, werk, et cetera. Deze groep noemen we het precariaat. Nog eens 12 procent loopt voortdurend risico daarop. Dat betekent dat 1 op de 5 Nederlanders dagelijks strijd levert om te kunnen bestaan. Dat raakt me, dat moet anders. Inclusietekort Ruim een miljoen Nederlanders krijgt geen toegang tot de arbeidsmarkt, terwijl ze graag willen en ook kunnen werken. Paradoxaal genoeg hebben we naast een personeelstekort ook een inclusietekort, zoals de OESO dat noemt. Hoe kunnen we zo om mensen verlegen zitten en ons tegelijkertijd nog steeds druk moeten maken om de inclusieve arbeidsmarkt? Het werk ligt op straat, letterlijk en figuurlijk in de wijken, maar de arbeidsmarkt werkt niet voor iedereen. Bijvoorbeeld niet voor mensen met een beperking of kwetsbaarheid, fysiek, verstandelijk, psychisch of sociaal. Niet voor migranten, voor ouderen, voor langdurig werklozen. Zij krijgen soms jarenlang geen kans om via arbeid te participeren. Als gevolg hiervan komen we veel ellende tegen, maar ook veel woede. Steeds meer mensen voelen zich in de steek gelaten, hebben geen vertrouwen meer in de overheid en in het leven. Die polarisatie willen we graag helpen keren. Menswaardig bestaan Wat is daarvoor nodig? Het bestaansminimum moet absoluut omhoog, dus de uitkeringen en het minimumloon. Dat scheelt al een boel. Maar het gaat niet alleen om geld. Het gaat om een menswaardig bestaan. Dat is een mensenrecht. Arbeid, en in bredere zin participatie, vertegenwoordigt niet alleen economische waarde. Minstens zo belangrijk is de maatschappelijke waarde en de zingeving die werken kan geven. Dat iemand werkt, ook onbetaald, is van grote invloed op diens bestaanszekerheid. Naast de directe link tussen arbeid en inkomen is er wisselwerking tussen werk, gezondheid en sociaal functioneren. 1 op de 5 Nederlanders levert dagelijks strijd om te kunnen bestaan De ’inclusieve arbeidsmarkt’ gaat dus om meer dan economische waarde. We moeten anders gaan kijken, denken en vooral doen. Organiseer arbeid zo dat we dat inclusietekort opheffen. Het barst in Nederland van de initiatieven waar mensen waardevol werk verrichten. Maar die komen te weinig in beeld bij gemeenten, en worden daardoor zelf bestaansonzeker. Het is tijd dat zij aan zet komen. We moeten niet denken dat we mensen moeten helpen. Het gaat erom goed te luisteren naar mensen, en vooral dat zij zelf weer aan het roer van hun leven komen. Marjet van Houten is programmaleider Bestaanszekerheid en waardevol werken bij Movisie Maak herstel van bestaanszekerheid prioriteit nummer 1 Tekst: Marjet van Houten | Foto: MacSiersImaging 7

Tekst: Olaf Stomp | Foto: Fred Tigelaar We lopen vast in het systeem, zegt Janny Bakker-Klein. Met alle gevolgen van dien voor mensen die in een kwetsbare positie verkeren in de samenleving. De Movisie-bestuurder pleit hartstochtelijk voor een grotere rol van ervaringsdeskundigen en ervaringskennis bij het vormgeven van beleid en regels. ’Luister naar de mensen om wie het gaat, dat is de boodschap.’ ’We zijn niet gewend om te denken in dromen’, zegt Janny Bakker-Klein, bestuurder bij Movisie. ’Niet gewend om ons voor te stellen hoe de ideale wereld eruit zou kunnen zien. Natuurlijk, als ik mensen één op één spreek – een sociaal werker, een beleidsprofessional bij een gemeente, een directeur bij een ministerie – dan hoor ik ’t wel. Dan zeggen ze: ’Het zou anders moeten, beter moeten, menselijker moeten.’ Maar vervolgens kunnen ze zich geen voorstelling ervan maken hóe je dat bereikt. En dat is omdat ze zelf ook onderdeel geworden zijn van het systeem waar we met zijn allen inzitten.’ Activistischer Ze wil eerlijk zijn. Niet pretenderen quick fixes uit haar mouw te strooien voor de taaie vraagstukken waarvoor het sociale domein staat. En ook eerlijk zijn over dit: soms zit Movisie ook klem in het systeem. ’We zouden soms wat activistischer mogen zijn, soms zijn we dat overigens ook. Door tegen opdrachtgevers te zeggen: ’Wat u wil, dat gaat niet werken, dat blijkt uit de kennis die we daarover hebben vergaard.’ Maar wat doe je als je weet dat geld beschikbaar is voor hetgeen de opdrachtgever verlangt en je je medewerkers daarmee aan het werk kunt houden?’ Toch moet het haar echt van het hart dit bloot te leggen: de discrepantie tussen INTERVIEW Janny Bakker-Klein, bestuurder Movisie ’We moeten de menselijkheid weer zien terug te krijgen’ goede wil bij betrokken - beleidsprofessionals, bestuurders, politici - en het kennelijke onvermogen om het systeem te veranderen. Het systeem dat verhindert dat mensen die in een kwetsbare positie verkeren betere ondersteuning krijgen dan nu gebeurt. ’We moeten de menselijkheid weer zien terug te krijgen.’ Boter bij de vis De motor bij alle activiteiten van Movisie is de inzet van verschillende kennisbronnen. Naast wetenschappelijke kennis en praktijkkennis is ervaringskennis een belangrijke bron. Voor Bakker-Klein en Movisie staat als een paal boven water dat de inzet van ervaringsdeskundigen mede een sleutel kan zijn om sociale vraagstukken beter op te lossen. Het is niet voor niets dat een van de drie onderwerpen die het kennisinstituut de komende jaren steviger gaat positioneren, ervaringsdeskundigheid is. ’Luister naar de mensen om wie het gaat, dat is de boodschap.’ Iets wat in haar ogen nog steeds te weinig gebeurt. Want dat het thema ervaringsdeskundigheid al her en der op de agenda staat binnen het sociaal domein, is voor de Movisie-bestuurder niet genoeg. Ze verheft haar stem. ’Zodra het om boter bij de vis gaat, wordt vaak niet thuis gegeven. Dan gaat het geld toch ergens anders naartoe.’ 8

’Ik snap dat geld een sturende factor is in het sociaal domein’, zegt ze realistisch. ’Maar laten we niet vergeten voor wie we het werk doen. Begin nou eens met ervaringsverhalen van mensen! Wat gaat jou helpen zodat we het beter kunnen doen dan we het nu doen? We expliciteren bij Movisie ervaringskennis. We kijken scherp naar alles wat er, met alle goede bedoelingen van dien, verzonnen wordt in het sociaal domein. Waar leidt dat nu toe, volgens ervaringsdeskundigen? En dat maakt ook dat we het systeem ter discussie kunnen stellen. Omdat we de verhalen van mensen kennen.’ Sociale basis: cement van de samenleving Een tweede onderwerp waar Movisie zich de komende tijd met kennis sterk op gaat profileren is de sociale basis, het cement van de samenleving. Bakker-Klein: ’Er is een beweging gaande die ik sterk toejuich. Namelijk dat er geld van de zorg gaat naar de sociale basis. Niet omdat er bezuinigd moet worden, maar omdat ik zie dat mensen veel meer behoefte hebben aan ondersteuning op andere levensdomeinen dan alleen in zorg.’ Een mooie intentie maar daarmee ben je er natuurlijk nog niet, zegt ze. Er wordt volgens Janny Bakker-Klein: ’Noem niet alles zorg. Er wordt door gemeenten gezegd: ’De zorg is naar gemeenten gegaan.’ Maar welke zorg bedoelen we dan? Alles wat zorg is, is in de Zorgverzekeringswet gebleven. Begeleiding is geen zorg. Huishoudelijke hulp is ook geen zorg.’ Er is een beweging gaande die ik sterk toejuich: er gaat geld van de zorg naar de sociale basis 9

haar nog te weinig nagedacht over wat die sociale basis eigenlijk inhoudt. ’De beweging van zorg naar sociaal domein is nu vooral ingegeven door een financiële impuls: ’We kunnen de zorgtoename niet meer hanteren, dus de samenleving moet het gaan doen.’ Alsof dat vanzelf gaat! Alsof de samenleving iets is dat zichzelf organiseert.’ Bakker-Klein haalt de verschillende levensdomeinen van stal uit het levensloopmodel dat vijf levensdomeinen onderscheidt: lichaam en geest (zorg), sociale relaties, bestaanszekerheid, werk en zingeving. Het uitgangspunt is dat mensen kwaliteit van leven ervaren als er een balans is tussen deze domeinen. ’Als twee of meer van die levensdomeinen niet op orde zijn, dan ervaren mensen geen levensgeluk meer. Stel je hebt geen sociale contacten meer en geen werk…’ Volgens de Movisie-bestuurder is dan de gangbare prikkel voor veel mensen om naar de huisarts te gaan. Omdat ze niet weten bij wie ze anders aan de bel moeten trekken. Natuurlijk, zegt ze, een interventie als welzijn op recept is prachtig. Daarbij verwijst de huisarts naar welzijn wanneer een probleem van een patiënt niet zozeer medisch van aard is, maar welzijn betreft. ’Fijn die verwijzing, maar het probleem is dat er niets achter zit, want in veel gemeenten is welzijn wegbezuinigd. Sociaal werk zit er met anderhalve man en een paardenkop. Die hebben niet de middelen om een buurtbaan te vinden, of tijd om iemand op weg te helpen met sociale relaties.’ ’Noem niet alles zorg’ De term zorg wordt in de ogen van Bakker-Klein te kwistig gebruikt. ’Noem niet alles zorg. Er wordt door gemeenten gezegd: ’De zorg is naar gemeenten gegaan.’ Maar welke zorg bedoelen we dan? Alles wat zorg is, is in de Zorgverzekeringswet gebleven. Begeleiding is geen zorg. Dat is naast iemand gaan staan. Huishoudelijke hulp is ook geen zorg. Het is het faciliteren van het normale leven en daar waar iemand het niet op eigen kracht redt, nagaan hoe je de belemmeringen wegneemt. Maar doordat we het zorg noemen, gaan we het in een protocol gieten. Zoek naar de kracht van gemeenschappen en naar wat bijdraagt aan zingeving voor mensen We moeten daarnaast voorkomen dat het begrip sociale basis een loos begrip wordt of met de denkwijze uit de zorg wordt ingevuld: dat de focus ligt op het tekort en op wat er niet op orde is. Nee, ga op zoek naar de kracht van gemeenschappen, herstel netwerken en zoek naar wat bijdraagt aan zingeving voor mensen.’ Om dat voor elkaar te krijgen zullen verbindingen moeten worden gelegd tussen zorg en welzijn, betoogt Bakker-Klein. Ze ziet haar kennisinstituut daarin een belangrijke rol spelen, juist vanwege de kennis over het sociaal domein. ’We moeten dat heel praktisch maken, handvatten bieden op basis van kennis. Als bijvoorbeeld een verpleeghuis niet weet hoe ze verbinding kan leggen met de sociale basis in een wijk, met sociaal werkers… dan kunnen ze bij ons vinden welke stappen ze moeten zetten om die verbinding te leggen.’ En samenwerking in netwerken is daarbij het credo zegt ze. ’Met partijen uit de zorg en uit welzijn.’ De Kaart van Nederland van Movisie. Hoe donkerder groen de gemeente, hoe meer projecten Movisie er doet. Kijk op movisie.nl/landkaart In veel gemeenten is welzijn wegbezuinigd. Sociaal werk zit er met anderhalve man en een paardenkop 10

Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken is al ruim een eeuw hét platform dat onderzoek en praktijk in het sociaal domein verbindt. Diverse partijen, onder andere Movisie, maken het platform mogelijk. Het platform brengt diepgaande informatie voor ’sociaal professionals’: van welzijnswerker tot beleidsmaker, van wetenschapper tot ingevoerde vrijwilliger. Vrijwel dagelijks presenteert de redactie op de website nieuwe essays, interviews, columns, onderzoeken en meer. Wetenschappers en professionals publiceren en debatteren er over maatschappelijke kwesties op basis van data en empirie. Vier keer per jaar verschijnt het gedrukte Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Met in elk nummer onder meer een diepgravend dossier. Daarnaast maakt de redactie een jaarboek over een belangwekkend thema. Voor een (proef)abonnement kun je terecht bij de uitgever op vangennep-boeken.nl/tijdschriften. Daar is ook meer informatie te vinden voor instellingen met een abonnement die hun medewerkers een gratis account voor Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken willen geven. Meer informatie: socialevraagstukken.nl Komt het nog goed met ons vertrouwen? DOSSIER • Onderzoek: de overheid bedoelt het goed, maar kan het niet • Tom van der Meer: ‘Geen vertrouwenscrisis, maar een betrouwbaarheidscrisis’ • ‘Je bent eerst mens, dan pas hulpverlener’ • Hoe sociaal professionals (weer) vertrouwen kunnen wekken TIJDSCHRIFT VOOR NUMMER 1 VOORJAAR 2023 Botox en de kloof tussen rijk en arm Jan-Kees Helderman: ‘Beleidsmakers moeten zich voortdurend in de praktijk begeven’ Voors en tegens van lerende praktijken Kaart van Nederland Een derde speerpunt dat ze naar voren brengt: het monitoren en volgen van lokale initiatieven en die vervolgens onder de aandacht brengen van andere regio’s en van landelijke partijen. ’Wij brengen allerlei initiatieven van onderop in beeld. Bijvoorbeeld rond het onderwerp bestaanszekerheid. Er zijn coöperatieve plannen van mensen die al jaren geen werk konden vinden en nu gezamenlijk zelf iets zijn begonnen, zoals met de buurtbanen. Dat zijn lokale initiatieven die zijn ontstaan, los van gemeenten, maar soms ook door gemeenten ondersteund. Daarvan leren en deze kennis verder brengen is onze kracht.’ Een belangrijk hulpmiddel om de monitoring en in regio’s verzamelde kennis en ervaringen helder in beeld te brengen, is de ’Kaart van Nederland’ van Movisie. Work in progress nog, maar als die af is, levert dat een handzaam online overzicht voor een keur aan partijen op. Bakker-Klein: ’We hebben heel veel kennis ontwikkeld, samen met gemeenten. Maar het is niet vanzelfsprekend dat die kennis ook wordt toegepast in de praktijk. Iedereen wil vaak zijn eigen wiel uitvinden. Met die kaart laten we zien op welke thema’s Movisie aan het werk is in jouw buurgemeente. En dat beeld werpt vervolgens de vraag op: zouden we als buurgemeenten samen vraagstukken kunnen oplossen? De kaart is ook handig voor samenwerkingspartners. Stel dat wij bezig zijn in gemeente X met een arbeidsmarktvraagstuk, dan Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken 123 jaar inzicht in het sociaal domein We moeten nog veel meer de synergie met andere partijen opzoeken dan nu gebeurt is dat zichtbaar voor partijen als de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) en Divosa. We kunnen dan krachten bundelen en afstemmen wat de een doet en wat de ander. Onze kennis en expertise is immers complementair. De synergie moeten we nog veel meer opzoeken dan nu gebeurt.’ 11

BESTAANSZEKERHEID Tekst: Evelien Vos | Foto’s: Robert Lagendijk Dak- en thuisloze jongeren in Nederland zijn een bijna onzichtbare groep. Terwijl ze wachten op een eigen plek, proberen ze hun leven overdag zo normaal mogelijk te houden. En dat is niet gemakkelijk als je er alleen voor staat, vertellen Hayden en Imane. ’Mijn naam is Imane. Ik ben 24, werk als verpleegkundige en heb sinds twee jaar mijn eigen appartement in Den Haag. In de eerste week heb ik vijf muren roze geverfd en ik voelde me er gelijk thuis. Alleen aan de stilte moest ik wennen. Drie jaar was ik dakloos. Toen ik 19 was, heb ik besloten mijn hoofddoek af te doen. Vanuit mijn cultuur is het heel onbeschoft als je dat doet. Mijn moeder respecteerde me niet meer. Ze sloeg me vaak en schold me uit. Het werd steeds erger. Op mijn studie verpleegkunde leerde ik te reflecteren op mijn eigen gedrag en manier van denken. Thuis voelde ik me niet veilig. Ik leefde in een soort bubbel met mijn moeder en broers en zus. Toch probeerde ik mezelf te redden. Dat doet een mens automatisch. Stel je voor je verdrinkt bijna in de zee, dan probeer je ook nog ergens heen te zwemmen. Uiteindelijk heb ik bij mijn studieloopbaanbegeleidster m’n verhaal gedaan, zij gaf me de bevestiging dat het niet gezond was om zo te leven. Niet veel later heb ik, nadat ik weer geslagen was, de politie gebeld. Ik dacht: het is nu voor mezelf kiezen of voor hen kiezen – en het is de beste keuze die ik ooit gemaakt heb. Maar dat dacht ik niet gelijk. Ik dacht: nu is het einde van de wereld.’ Dak- en thuisloze jongeren ’Ik dacht: nu is het einde van de wereld’ Imane: ’Ik ben eerlijk tegen mezelf ben geweest. Imane, je bent dakloos: fiks iets voor jezelf.’ 12

Geheime locatie Eerst kwam ik bij de vrouwenopvang op een geheime locatie waar ik berichtjes van mijn moeder, broers en zussen kreeg: dat ze me zouden vermoorden als ze me zouden zien. Ik dacht alleen maar: oh my God, ik moet afstuderen, wat doe ik hier? Ik mocht niet naar buiten, mocht helemaal niks. Ik mocht niet eens boodschappen doen. Toen kwam ik bij de nachtopvang aan de andere kant van de stad. Daar probeerde ik mijn stage in de ouderenzorg vol te houden. Dat was heel lastig, soms had ik avonddiensten tot half twaalf in Zoetermeer en moest ik onderhandelen met de begeleiding over of ik later thuis kon komen. Ik kreeg ook geen daklozenuitkering, omdat ik student was. Maar het lastigste vond ik nog dat ik overdag hulpverlener was en ’s nachts cliënt. Dat was eigenlijk echt onmogelijk. Wat mij heeft gered, is dat ik altijd eerlijk tegen mezelf ben geweest. Imane, je bent dakloos: fiks iets voor jezelf. Het is heel moeilijk, hoor, om niet een negatief zelfbeeld te krijgen. Als ik gelijk op kamertraining had kunnen gaan, was dat echt amazing geweest. Toch ging ik niet in een hoekje zitten huilen. Ik was dakloos, maar ik was nog steeds dezelfde persoon. Mijn hart was hetzelfde.’ Geen geheim meer ’Mijn leven overdag probeerde ik ook zoveel mogelijk hetzelfde te houden. Ik ging nog steeds vaak overdag naar de bibliotheek, zoals daarvoor. Ik las alleen meer pagina’s om langer weg te zijn. En ik zag er nog steeds verzorgd uit. Iets te verzorgd misschien, mijn studiegenoten dachten volgens mij dat ik ergens model ging spelen. Daarom vond ik het op een gegeven moment belangrijk om hen te vertellen wat mijn situatie was. Zij waren heel steunend en het was een opluchting dat het geen geheim meer was. Het is heel moeilijk om niet een negatief zelfbeeld te krijgen Ik ben gelukkiger dan destijds, toen ik mijn familie nog had. Soms is het wel moeilijk om door het leven te gaan zonder ouders, maar het is niet onmogelijk.’ Hayden raakte thuisloos na het uit de kast komen en nam rigoureuze beslissingen. ’Mijn naam is Hayden, ik ben 22 jaar en ik woon via begeleid wonen op een woongroep. Bij mij ontstond de thuisloosheid toen ik uit de kast kwam als lesbisch en later als trans. Dat zat m’n moeder niet lekker. Ze zei altijd: ’Zo lang het maar niet onder mijn dak is en ik wil er niks over horen’, maar ze verbood me ook om uit te gaan. Ik zat een beetje verdoofd op mijn kamer en durfde me niet te uiten, omdat ik bang was voor haar reactie. Dat vind ik niet normaal. Uiteindelijk heb ik via school aangegeven dat ik niet meer thuis wilde wonen. Je moet eerlijk zijn bij de juiste mensen. Dat is een gok, je weet nooit zeker of je de juiste hebt, maar ik had geluk. De zorgcoördinator luisterde en wilde me helpen een andere plek te vinden. Ik was blij dat ik eerlijk was geweest, maar ik voelde me ook schuldig. Ik vond het heel pijnlijk voor mijn moeder. Dat er een plek voor me gezocht werd, gaf me wel iets van rust. Maar ondertussen bleef mijn moeder commentaar hebben en gingen de gevechten tussen haar en mijn broertje door. Ik dacht elke dag: wat doe ik hier? In 2018 was het zo erg geworden dat ik een zelfmoordpoging heb gedaan. Een paar weken later kon ik naar een crisisplek.’ Heel zwaar ’Het eerste jaar op de crisisplek was zwaar. Heel zwaar. Je moet observeren. Veel mensen hebben agressieproblemen, daar moet je echt voor oppassen. Je hebt niemand om op terug te vallen. Je hebt geen familie meer. Er was eigenlijk niemand die ik vertrouwde in die tijd. Ook de begeleiding kun je niet vertrouwen, alles wat ze over je weten gebruiken ze tegen je als dat nodig is. ’Ik kan dit’ Het enige wat ik op de crisisplek had, was iets meer vrijheid. De vrijheid lag erin dat ik niet meer onderdrukt werd. Als je niet meer onderdrukt wordt, is het raar. Dan moet je basically op jezelf vertrouwen. Je moet denken: ik kan dit. Daar zit vrijheid in, maar ook angst. Angst dat je het niet kunt. Ik zeg het je heel eerlijk. >> ’Je hebt niemand om op terug te vallen’ Ik dacht elke dag: wat doe ik hier? 13

De eerste vrijheid die ik pakte, was dat ik ’s nachts wat ging koken of even mijn kamer niet schoonmaakte. Mensen denken altijd dat vrijheid uit grote dingen bestaat, maar voor mij zijn het echt de kleine dingetjes. Na een jaar op de crisisplek kon ik naar de plek waar ik nu woon. Hier heb ik minder regels en beter contact met de begeleiding. Ik wil uiteindelijk wel op mezelf wonen, maar nu kan ik dat nog niet.’ Wat werkt bij de aanpak van dak- en thuisloosheid onder jongeren Hayden: ’Het enige wat ik op de crisisplek had, was iets meer vrijheid. De vrijheid lag erin dat ik niet meer onderdrukt werd.’ Altijd afgekraakt ’Pas sinds een paar jaar weet ik een beetje hoe ik met mensen om moet gaan. Ik vind mezelf best een aardig persoon, maar ik werd altijd door iedereen afgekraakt. Met een begeleider ben ik op zoek naar activiteiten waar ik nieuwe mensen kan ontmoeten, maar ik vind het ontzettend eng om nieuwe mensen te leren kennen, omdat ze heel unpredictable zijn. Ik houd van puzzelen, fotograferen en muziek maken. En ik ben bezig met mijn rijbewijs, omdat ik koerier wil worden. Medicijnen rondbrengen bijvoorbeeld. Dat lijkt me de perfecte combinatie van iets voor anderen betekenen en alleen on the road.’ Hoe voorkomen we dat jongeren tussen 16 tot 27 jaar geen vaste woonplek hebben of dakloos raken? Hoe kunnen we de periode van dak- en thuisloosheid zo kort mogelijk houden en welke kansen kunnen we hun geven om meer perspectief te hebben op een leven met een vaste woonplek? In het vernieuwde Wat-werkt-dossier van Movisie over dit thema vind je alle benodigde informatie, gebaseerd op actuele wetenschappelijke kennis, praktijkkennis en nu ook ervaringskennis. Vooral dak- en thuisloze lhbti-jongeren zijn heel kwetsbaar. Movisie deed onderzoek en ontwikkelde een online training over veilige opvang voor deze groep. Kijk op movisie.nl 14

VISIE Als het concept sociale basis aan de verwachtingen wil voldoen, verdient het een radicalere invulling dan nu het geval is. Met een buurthuis hier, twee zitbankjes daar en een extra subsidie voor de plaatselijke fanfare ben je er niet, vindt Radboud Engbersen van Movisie. Sociale basis is een jeugdig beleidsconcept dat met hoge verwachtingen de wereld in is gestuurd. De sociale basis lijkt de Haarlemmerolie voor vele kwalen. Gemeenten wijden er nota’s aan en ook het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) promoot het concept nadrukkelijk. Vermijd problematiseren Maar laten we vooraleerst vaststellen dat er geen gezaghebbende definitie van de sociale basis bestaat die iedereen gebruikt. In de simpelste voorstelling draait het om alles wat burgers zelf doen en ondernemen. In de meest ambitieuze invulling gaat het ook om alle voorzieningen waar je geen verwijsbriefje voor nodig hebt. Denk aan de school, de speeltuin, de huisarts, het buurthuis, muziekclub, karateschool, trapveldje, sportclub, politiepost, parkje, voedselbank, kerk, moskee, repaircafé, kringloopwinkel, kantoortje van de woningcorporatie en winkeliersvereniging. Het is de wereld dichtbij huis in alle zijn schakeringen en rijkdom. En de opgave is die nabije wereld dichtbij huis te versterken. Wetenschappers als Micha de Winter (opgroeien, kinderen en jongeren), Marcel Canoy (buurtzorg) en Anne-Mei The (dementie) houden ons voor dat investeren in de (pedagogische) sociale basis loont. Hun boodschap: vermijd problematiseren en etiketteren, probeer waar mogelijk sociale tekorten en sociaal ongerief in het gewone normale leven te voorkomen, te verzachten of op te lossen. Want slagen we daarin – zo is de bewijsvoering én overtuiging - dan kunnen we niet alleen de kostbare zorg ontlasten, maar ook jonge mensen behoeden voor schooluitval en criminele carrières. En kunnen we ons effectief teweerstellen tegen verschillende maatschappelijke ontwikkelingen die het samenleven in onze wijken en buurten compliceren, zoals de groei van het aantal zorgbehoevenden en alleenstaanden in onze directe omgeving en het superdivers worden van onze woonwijken. Radicaler investeren Alleen, dan moet er wél veel radicaler geïnvesteerd worden in de sociale basis. Ten eerste in de fysiek-ruimtelijke omgeving. Denk aan geschikte woningen voor alle leeftijdsgroepen, aan de juiste nabije, liefst algemene voorzieningen en een veilige en toegankelijke publieke ruimte. Hier is nog een wereld te winnen. Tegenwoordig horen hier ook de mogelijkheden van technologie bij, waaronder robotica, domotica, snel internet en e-health. Ook het winkellandschap zal ingrijpend moeten veranderen. Denk aan winkels met toiletten en zitjes, met brede gangpaden en met de juiste dienstverlening en producten, zoals hulp bij het inpakken van boodschappen, gezonde eenpersoonsdiepvriesmaaltijden en bezorgdiensten. Ook moeten we publieke functies in de frontlinie weer tot aantrekkelijke beroepen maken. Nu zien we een terugtocht uit de frontlinie. Professionals zoals wijkagenten, onderwijzers, huisartsen, wijkverpleegkundigen en sociaal werkers ervaren uitputtende werkomstandigheden: te belastend, te weinig begeleiding, te veel administratieve verplichtingen, te weinig doorgroeimogelijkheden. Langs deze drie sporen moet de radicaliteit vorm krijgen: de juiste huizen en voorzieningen, de juiste fysiek-ruimtelijke infrastructuur én de beste professionals. Elke gemeente zou een afdeling samenlevingsopbouw moeten inrichten Voor niets gaat de zon op Elke gemeente zou een afdeling samenlevingsopbouw moeten inrichten. Ooit kende de Rijksoverheid een directie Samenlevingsopbouw. Na de decentralisaties in het sociaal domein hebben gemeenten deze taak nooit serieus opgepakt. De tijd is er rijp voor. Investeer in samenlevingsopbouw. Investeer in een krachtige sociale basis, zodat ambities en verwachtingen ook waargemaakt worden. Slechts voor niets gaat de zon op. Radboud Engbersen is programmaleider Sociale basis bij Movisie De sociale basis vereist radicalere manier van denken Tekst: Radboud Engbersen | Foto: Fred Tigelaar 15

De schuldhulpverlening moet beter. Maar hoe dan? We vroegen het een ervaringsdeskundige, een gemeenteambtenaar en een wetenschapper die vanuit hun eigen perspectief ernaar kijken. Ze zijn het eens over de noodzaak van meer discretionaire ruimte om naar eigen inzicht besluiten te kunnen nemen. De Tweede Kamer stemde op dinsdag 24 januari 2023 voor een halvering van de doorlooptijd van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), ofwel het wettelijke traject. Dat was een eerste stap om de schuldhulpverlening fundamenteel te verbeteren. Maar er moeten vervolgstappen worden gezet, vindt Taco Schaafsma. De ontwikkelmanager bij de gemeente Groningen en voormalig bewindvoerder pleit voor een herschikking van de werkende onderdelen van het bestaande stelsel. Maar ook de koudwatervrees voor de bundeling van wetenschappelijke kennis, professionele expertise en ervaringskennis moet worden overwonnen, vindt hij.1 De focus van gemeenteambtenaar Schaafsma ligt nu vooral op herschikking van het stelsel. Hij legt uit dat de schuldhulpverlening op drie wettelijke kaders rust: de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs, het minnelijke traject), de Wsnp (het wettelijke traject), en de Wet op het consumentenkrediet (Wck). In een minnelijk traject probeert de gemeente vrijwillige regelingen te treffen tussen schuldeisers en schuldenaren. In die regeling lost de schuldenaar drie jaar maximaal af en wordt het restant van de SCHULDEN EN ARMOEDE Tekst: Jan van Dam | Illustratie: Geert Gerard Drie perspectieven voor betere schuldhulp Meer tijd voor opbouwen vertrouwensrelatie met cliënten verbetert schuldhulp achterstallige betalingen daarna kwijtgescholden. Willen schuldeisers niet aan een dergelijke regeling meewerken, dan kan de schuldenaar aan de rechter-commissaris een verzoek om toelating tot een wettelijk traject vragen. Ook hier heeft de schuldenaar na drie jaar aflossen een schone lei. Schaafsma: ’Nu is het zo dat de deal niet doorgaat als ook maar één schuldeiser niet akkoord gaat met de voorgestelde betaalafspraken. De schuldenaar kan dan naar de rechter om via een dwangakkoord alsnog een minnelijk traject af te dwingen. Bij meerdere weigerachtige schuldeisers kan de rechter een wettelijk traject opleggen en krijgt de schuldenaar een Wsnp-bewindvoerder toegewezen. Noodzakelijke kanttekening hierbij is dat de hier toegewezen bewindvoerder geen hulpverlener is.’ Het jaarboek van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken uit 2014 concludeerde al dat de bestaande schulpverlening te veel uitgaat van straffen ’waar helpen meer op zijn plaats zou zijn’.2 ’Sindsdien is er van alles geprobeerd om het stelsel te verbeteren, maar veel meer dan pleisters plakken via onder meer schuldenknooppunt3, vroegsignalering4 en Schouders eronder5 is het nooit geworden. Dit terwijl een eenvoudige oplossing voor het grijpen ligt’, zegt Schaafsma. Samenvoeging Die oplossing presenteerde hij samen met Martijn Schut, zelfstandig adviseur sociaal domein, vier jaar geleden aan toenmalig staatssecretaris voor Sociale Zaken, Tamara van Ark. Ons plan biedt zowel de schuldenaar als de schuldeiser duidelijkheid Cruciaal is dat de minnelijke en wettelijke trajecten worden samengevoegd tot één enkel traject, met de gemeente als regisseur. ’Hiermee kan het voortdurende gesteggel over wat beter is - minnelijk of wettelijk traject, of marktpartijen het beter doen dan gemeenten - worden voorkomen. Ook verdwijnen de talloze overdrachtsmomenten tussen soms wel veertien verschillende contactpersonen. Ons plan biedt zowel de schuldenaar als de schuldeiser duidelijkheid. Ook geeft het de gemeentelijke hulpverleners de ruimte om zich concentreren op de crux van hun vak, namelijk mensen begeleiden en werken aan gedragsverandering.’ 16

Schaafsma en Schut vonden gehoor bij D66, de Haagse fractie diende eind november 2022 een initiatienota in om het minnelijke en wettelijke traject samen te voegen tot één helder traject voor mensen met schulden.6 Zelf is hij nu druk doende om dit voorstel in het Plan Schuldhulpverlening van de gemeente Groningen te schrijven. Naast een herschikking van het stelsel pleit Schaafsma voor grotere discretionaire bevoegdheid van de beleidsmaker en professional. Van het rigide volgen en toepassen van regels wordt volgens hem niemand wijzer, laat staan dat je er problemen mee op kunt lossen. Eigen verantwoordelijkheid Ook Will Tiemeijer, wetenschappelijk medewerker van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR), vindt dat de uitvoerende professionals meer ruimte moeten krijgen om te handelen naar de geest van de wet. Hij verwijst naar het morele principe van Aristoteles, Epikeia: ’De hoogste vorm van gerechtigheid is niet het uitvoeren van de wet, maar de erkenning dat het in bepaalde zaken noodzakelijk is om van de regels af te wijken, om te handelen zoals de wetgever zou hebben gedaan indien hij mijn specifieke geval had gekend.’ Van het rigide volgen en toepassen van regels wordt niemand wijzer Bij alle voorstellen tot stelselwijziging past wel een kanttekening. In zijn in 2022 verschenen boek Self Control zegt Tiemeijer dat de oorzaak van schulden voor een deel bij de mensen zelf ligt7 Het uitgangspunt van welk stelsel dan ook moet de eigen verantwoordelijkheid zijn. Hij sluit daarmee aan op de conclusie van de WRR-verkenningen Eigen Schuld?8 en Weten is nog geen doen.9 Eigen verantwoordelijkheid en zelfcontrole hebben veel met elkaar te maken. Zelfcontrole is het vermogen om je eigen gedrag te reguleren. Gedrag waarop je kan worden aangesproken. Maar niet iedereen heeft evenveel controle over zijn eigen gedrag. In eerste aanleg schatte Tiemeijer dat ongeveer 40 tot 45 procent van de verschillen in zelfcontrole tussen mensen herleid kon worden tot de genen. Toen hij zijn boek bijna af had, zette nieuw onderzoek dat percentage op 60 procent. ’Ter vergelijking: de meeste persoonlijkheidskenmerken hebben een genetische component van ongeveer 40 procent. Intelligentie, afhankelijk van op welke leeftijd je het meet, 70 tot 80 procent. Zelfcontrole ligt daar dus middenin.’ Zelfcontrole Dat mensen verschillen in hun mate van zelfcontrole heeft volgens Tiemeijer behalve met de genen ook te maken met de vroege opvoeding en de huidige leefomstandigheden. Ouders zijn niet allemaal gezegend met hetzelfde vermogen om hun kinderen te leren om zich te beheersen. En mensen met schulden hebben vaker negatieve gevoelens, ervaren vaker zware mentale belasting en lijden vaker onder een teveel aan stress en een tekort aan nachtrust. ’Dat schulden mensen dommer maakt, zoals het 17

Drie kennisbronnen Wetenschappelijke, professionele en ervaringskennis zijn voor Movisie de drie bronnen voor de aanpak van maatschappelijke problemen. Iedere kennissoort heeft zijn eigen invalshoeken en benadering van een situatie: wetenschappelijke expertise op basis van onderzoek, praktijkkennis van professionals die dagelijks werken aan sociale vraagstukken en ervaringskennis van deskundigen die zich beter met hulpvragers kunnen identificeren en beter hun taal spreken. Volgens Movisie moeten de drie kennissoorten gelijkwaardig benut worden om effectief te kunnen zijn. Op ervaringsvraagstukken.nl is over dit onderwerp al een begin gemaakt met het ontsluiten van ervaringskennis voor het sociaal domein. verhaal vaak gaat, vind ik overigens een al te boude stelling. Je kunt hoogstens zeggen dat te veel stress de kwaliteit van je mentale functioneren aantast, en impulsiever gedrag oproept.’ Pure wilskracht laat zich niet erg goed trainen Als zelfcontrole zo belangrijk is, kun je mensen er dan in trainen, om te voorkomen dat ze in de schulden komen? Zou dat dan de kern van de schuldhulpverlening moeten zijn? Tiemeijer: ’Pure wilskracht laat zich niet erg goed trainen. Wat je jezelf wel zou kunnen aanleren, zijn goede gewoonten. Vraag bijvoorbeeld bij de AH altijd het lange bonnetje zodat je thuis kunt nagaan hoeveel en waaraan je zojuist geld hebt uitgegeven.’ Niet overvragen Ervaringsdeskundige Marc Mulder, sinds 2019 in dienst van Movisie, onderkent evenals Tiemeijer het belang van zelfcontrole en het aanleren van goede gewoonten. Maar hij benadrukt dat ’de oplossing van een schuld wel moet worden gezocht binnen de mogelijkheden van mensen. We moeten oppassen dat we niet te veel van hen vragen.’ Mulder was in een vorig leven de eigenaar van drie spelletjeswinkels in Arnhem, Enschede en Zwolle. Vooral doordat zijn zakenpartner ’dingen deed die niet helemaal door de beugel konden, kwam hij in financiële problemen terecht. Tien jaar lang werd hij achtervolgd door incassobureaus en deurwaarders en de Belastingdienst, ook toen hij vrijwel niets meer had. De oplossing van schulden moet worden gezocht binnen de mogelijkheden van mensen Na afronding van zijn schuldhulptraject, is hij gaan werken als schuldhulpverlener. ’Dankbaar werk, maar al na korte tijd merkte ik dat schuldhulp verlenen net als hozen in een lekke boot is. Je helpt net zoveel mensen als erbij komen.’ Als ervaringsdeskundige heeft hij samen met anderen een handreiking geschreven: Kwartier maken voor het werken met ervaringsdeskundigen.10 Daarin schrijft hij onder meer dat het werk van de schuldhulpverlener er gemakkelijker en beter op wordt als hem of haar de tijd is vergund om een vertrouwensrelatie met cliënten op te bouwen. Een inzicht dat ervaringsdeskundige Mulder deelt met ontwikkelmanager Schaafsma en wetenschapper Tiemeijer. Verder benadrukt hij dat ’aangesloten moet worden op de mogelijkheden van mensen. We dienen ons er dus voortdurend rekenschap van te geven dat de mate van zelfcontrole deels aangeboren is en het aanleren van goede gewoonten vaak buitengewoon lastig is.’ Tot slot pleit Mulder wederom voor het recht op een duurzame oplossing van schulden, op een termijn die voor zowel de schuldeiser als de schuldenaar haalbaar is.11 ’Aanpak van de achterliggende problematiek hoort daarbij voorop te staan. Niet zozeer door in te zetten op gedragsverandering, maar door aan te sluiten op het reële doe- en leervermogen van mensen.’ Bronnen 1 www.socialevraagstukken.nl/column/professionals-versus-ervaringsdeskundigen-wederzijds-onbegrip/ 2 V erlossing van schuld en boete, jaarboek van het Tijdschrift voor sociale vraagstukken, redactie Stijn Verhagen, Liilian Linders en Marcel Ham, uitgeverij Van Gennep, Amsterdam 3 www.vng.nl/nieuws/lancering-schuldenknooppunt 4 www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/schulden/gemeenten-sneller-signaleren-van-schulden 5 www.schouderseronder.nl/ 6 d66.nl/wp-content/uploads/2022/11/Initiatiefnota-D66-Sneller-uit-de-schulden_november2022.pdf 7 Self Control, Tiemeijer, W.L, Cambridge University Press, Cambridge, 2022 8 Eigen Schuld?,Tiemeijer, W.L, WRR, Amsterdam University Press, Amsterdam 2016 9 Weten is nog geen doen, WRR, Amsterdam University Press, Amsterdam 2017 10 www.movisie.nl/artikel/nieuw-handreiking-kwartiermaken-ervaringsdeskundigen 11 www.socialevraagstukken.nl/redelijk-schuldbeleid-moet-vanaf-nu-een-recht-en-geen-gunst-zijn/ 18

VISIE Het vraagt een zekere lenigheid van ons denkvermogen om bij grensoverschrijdend gedrag samen te kijken naar wat er misgaat in plaats van het meteen te veroordelen, schrijft Saskia Daru van Movisie. We moeten weg van die ongenuanceerde kijk. Sociale veiligheid was nog nooit zo’n polariserend begrip als de afgelopen jaren. Als we de media moeten geloven, is er slechts de keuze tussen overgevoeligheid en ongevoeligheid. Tussen grove grensoverschrijding en benauwende bescherming. Terwijl het juist zo opvallend was hoe de aanpak van grensoverschrijdend gedrag eigenlijk het politieke spectrum doorsneed. Er waren natuurlijk altijd al wel verschillen in prioriteiten: waar de rechterkant van de Kamer ijverde voor opsporen, vervolgen en bestraffen, wilde de linkerkant aandacht voor preventie en hulp voor slachtoffers. Maar deze vulden elkaar aan en maakten het mogelijk dat er een Kamerbrede steun was voor de aanpak van grensoverschrijdend gedrag zoals huiselijk en seksueel geweld: een integrale aanpak van voorkomen tot vervolgen. Door steeds gebruik te maken van dezelfde criteria, kunnen we beter en sneller bedenken wat er mis is Weerbare maatschappij In de publieke opinie gaat het ook over andere vormen van grensoverschrijdend gedrag, zoals discriminatie, racisme, pesten, agressie en ook over seksueel grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. Daarbij worden slachtoffers weggezet als overgevoelig en plegers als nietsvermoedende, onhandige horken. Of zijn plegers juist monsterachtige roofdieren en slachtoffers zielig en krachteloos. We moeten weg van die ongenuanceerde kijk, die ons ervan weerhoudt om als maatschappij weerbaarder te worden. Een weerbare maatschappij kan het aan om nuance te zien. Om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen, moeten we in de maatschappij niet meer terugschrikken van dit onderwerp. Het is gewoon gedrag. Grensoverschrijdend gedrag is dichterbij dan we denken. Het vraagt een zekere lenigheid van ons denkvermogen om samen te kijken naar wat er misgaat in plaats van het meteen te veroordelen. Kunnen we beter kijken, beter analyseren, beter wegen en uiteindelijk passender reageren? Ingrijpen Begin 2023 presenteerde de regering een Nationaal actieprogramma seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Hierin staat onder meer de ambitie om steun te mobiliseren en handelingsperspectief te bieden aan diegenen die willen helpen, maar niet altijd weten hoe ze dat het best kunnen doen. Gelukkig hoeven we niet van nul af te beginnen. Bij handelingsperspectief gaat het om twee modellen: het bystander intervention model en het normstellend kader (zie ook movisie.nl). Het bystander intervention model geeft aan wanneer mensen ingrijpen in een situatie van grensoverschrijdend gedrag. Er worden vijf fases onderscheiden: gedrag herkennen, de ernst inzien, verantwoordelijkheid nemen, weten hoe in te grijpen en beslissen om in te grijpen. Natuurlijk gaan mensen niet netjes één voor één die fases langs tijdens een incident, maar het geeft aangrijpingspunten voor het ontwikkelen van kennis, het richten van interventies en het communiceren over grensoverschrijdend gedrag. Het normstellend kader helpt vervolgens om gedrag als grensoverschrijdend te herkennen en om af te wegen hoe ernstig de situatie is. Door steeds gebruik te maken van dezelfde criteria, kunnen we beter en sneller bedenken wat er mis is: is er wel toestemming gegeven, is er sprake van vrijwilligheid en van gelijkwaardigheid? Verantwoordelijkheid nemen, weten hoe in te grijpen en beslissen om in te grijpen worden hopelijk makkelijker als we het vaker doen. En als we weten dat anderen ons steunen, omdat zij ook hebben geoefend. Saskia Daru is senior medewerker Sociale veiligheid bij Movisie Ingrijpen bij grens- overschrijdend geweld makkelijker maken Tekst: Saskia Daru 19

RkJQdWJsaXNoZXIy OTE0NDk=